Oscar van Hemel maakte als violist en componist lang deel uit van het Nederlandse muzikale leven. Hij was als violist reeds actief in de late jaren ’10 van de vorige eeuw en zijn werk werd in de decenia na de Tweede Wereldoorlog veel gespeeld. Na zijn dood in 1981 wachtte hem het lot van de meeste Nederlandse componisten, hoe beroemd ze tijdens hun leven ook waren: ze worden vergeten. Het is dat Henk Guittart, dirigent en artistiek directeur van het Orlando Festival, zijn muziek weer onder het stof vandaan haalde, anders hadden we dit album vol kamermuziek, uitgebracht door Et’cetera Records, nu niet gehad.
Van Hemel, geboren in 1892 in Antwerpen, begon zijn carrière als violist in het orkest van de Nederlandse Opera in 1916 en gaf van 1918 tot 1949 les aan de muziekschool van Bergen op Zoom waar hij onder andere het stuk ‘Dans’ voor piano vier handen schreef. Hij mag het stuk dan geschreven hebben als oefenmateriaal voor zijn studenten, het klinkt fris en pakkend. In de beginjaren ’30 ging Van Hemel compositie studeren bij Willem Pijper, een andere componist waar we zelden meer werk van horen, een stap die beslissend was voor zijn carrière als componist.
Het pianokwartet uit 1938, dat Van Hemel opdroeg aan zijn vrouw, is een stuk dat de concurrentie met beroemdere stukken in het genre beslist aan kan. In het eerste deel, ‘Allegro non troppo’ zet Van Hemel een aantrekkelijk thema neer dat door de vier instrumentalisten, hier de leden van het Malevich Piano Quartet, op prachtige wijze wordt uitgewerkt. In het ‘Scherzo. Presto’ valt vooral de combinatie van pizzicato spel van de strijkers op in combinatie met het sprankelende pianospel. Bijzonder is ook het ingetogen ‘Grave’, met name vanwege de wijze waarop de piano en de strijkers elkaar tot grote hoogte stuwen.
In 1946 verhuist Van Hemel naar Hilversum waar hij zijn carrière voortzet en vooral veel componeert in opdracht van de radio. Zoals gezegd is zijn werk geliefd en valt het herhaaldelijk in de prijzen, inclusief die van de stad Amsterdam, voor zijn eerste vioolconcert en van de Nederlandse staat voor zijn ‘Ballade’, beiden in 1946. In 1958 schrijft Van Hemel een klarinetkwintet dat door de klarinettist Jolle Huckriede, waar Van Hemel het stuk ook aan opdroeg, in het Concertgebouw in première wordt gebracht, samen met het Nederlands Strijkkwartet. Op dit album tekent het Rusquartet, samen met klarinettist Alan R. Kay voor een pakkende uitvoering. Van Hemel toont zich ook in dit stuk geen representant van de dan in zwang zijnde avant-garde, maar is aan de andere kant ook zeker geen traditionalist. Al blijft voor hem de toegankelijkheid van de muziek voor de luisteraar wel voorop staan. In het ‘Moderato’ klinkt dan ook een bijzonder heldere en zangerige klarinetpartij en de wijze waarop hij deze samen laat vallen met het geluid van de strijkers blijft overtuigend. Prachtig en vol van weemoed klinkt de klarinet in het ‘Lento’, ondersteund door het gloedvolle geluid van de strijkers. Het derde deel, ‘Tema con variazioni’ spreekt qua inhoud natuurlijk voor zich. We horen een bedachtzaam gespeeld thema dat op alle mogelijke manieren wordt herhaald, er zit iets van een langzame dans in dit deel van het klarinetkwintet.
Het vierde en laatste werk op dit album is het stuk ‘About Commedia dell’arte’, voor hobo, viool, altviool en cello uit 1968. In zeven vrij korte scènes voert Van Hemel op zeer beeldende wijze hier de figuren van de Commedia dell’arte voor ons op. De drie strijkers – hier violiste Gina McCormack, altvioliste Catherine Yates en cellist Nicolas Trystad – en de hobo – hier James Austin Smith – , geven op speelse wijze, met een zuidelijke kwinkslag invulling aan de figuren die we inmiddels zo goed kennen: Arlecchino, Colombina en Petrolino, soms alleen, soms in onderlinge combinaties.
Het is goed dat Guittart zich met zijn festival sterk maakt voor de Nederlandse componisten die de muziek van de afgelopen eeuw mede vorm hebben gegeven. Dit album met muziek van Oscar van Hemel is dan ook een waardevolle uitgave.