De Doelen, Rotterdam – 15 september 2018 – 14:15 uur
In de laatste avond van het Gergiev Festival staat dus het oratorium ‘Über Liebe und Hass’ van Sofia Goebaidoelina centraal. Een nieuwe, uitgebreidere versie van het origineel dat in 2016 in het Estse Tallinn zijn wereldpremière beleefde. Een loodzwaar, duister stuk waarin we de bijna 87 jarige componiste van een zeer persoonlijke kant horen. Over de uitvoering kunnen we kort zijn. De vier solisten, Het Rotterdams Phiharmonisch Orkest en het koor van het Mariinsky Theater bereiken hier onder Valery Gergiev een zeldzaam hoog niveau.
Maar eerst is het de beurt aan ‘L’Histoire du soldat’ van Igor Stravinsky, dat zo ongeveer een tegenpool vormt van Goebaidoelina’s oratorium. Zo groots als dat zij uitpakt, zo klein hield Stravinsky het. En zo zwaar en somber als haar oratorium is, zo licht klinkt Stravinsky. En dat laatste is wellicht wel het meest bijzondere, want het verhaal achter het stuk is nu niet bepaald vrolijk te noemen. Slechts zeven musici staan er op het podium. Net na de eerste wereldoorlog koos Stravinsky voor een ‘draagbaar’ ensemble dat niet te veel hoefde te kosten. Het mocht niet baten want na de première in Lausanne moest de tournee worden afgeblazen omdat de musici geveld waren door de Spaanse griep! Het draait allemaal om een soldaat die huiswaarts keert na de oorlog en onderweg allerlei avonturen beleeft. Zoals in veel muziek uit die tijd bereikt Stravinsky ook hier weer een bewonderenswaardige synthese van stijlen. De volksmuziek van Oost Europa, de vroege jazz, de militaire marsen, de klassieke muziek, het wordt aaneengesmeed tot een eclatant geheel. Het is verder prachtig om te horen hoe hij de afzonderlijke ‘stemmen’ van dit septet: vier blazers, twee strijkers en een percussionist inzet en de harmonie die hij daarmee bereikt. Het is een kleurrijk stuk waarin zeker ook een theaterelement schuilt en waarin dramatische expressie en melancholie elkaar afwisselen. De zeven musici van het Rotterdams Phiharmonisch Orkest geven er onder leiding van Gergiev prachtig vorm aan.
Goebaidoelina maakt zich zorgen. Voor haar gevoel neemt de haat in de wereld steeds verder toe en weten “mensen de keerzijde van haat – de liefde voor God – niet meer te vinden. Daarin wortelt mijn pessimisme. Als de mens van een tweedimensionaal tot een ééndimensionaal wezen wordt gereduceerd, betekent dat, vrees ik, het begin van het einde.” Dit laatste vertelde ze Mischa Spel onlangs in een interview voor het NRC. Voor Goebaidoelina ligt de oplossing in het verbinden van goed en kwaad, “zoals de Russisch-christelijke Nikolai Kusanski deed. Voor hem staat Christus, de zoon, voor veelvoud en God de Vader voor eenheid. De Heilige Geest is de verbindende schakel. De mens heeft aan alle drie behoefte. Maar in onze wereld verliezen velen zich in een veelvoud zonder aandacht voor eenheid en verbinding. Dat doet mij verdriet.”
Het oratorium behandelt voor haar dan ook “de zuiver geestelijke kern van het probleem”. Ze verwoordt het in een brief die voor het concert wordt voorgelezen. Ze zou er zelf bij zijn, bij deze première, maar een recente val maakte het haar onmogelijk naar Rotterdam af te reizen. Een tragedie. Het knappe van Goebaidoelina is dat ze in dit hoogst persoonlijke stuk het aandurft om af te dalen in de duistere krochten van haar eigen ziel. Hiervan is zeker sprake in het eerste deel waarin ze de destructieve cirkelredenering blootlegt waar een gelovig mens tegenaan loopt. Ze voelt zich slachtoffer van het onrecht en laat de bas Mikhail Petrenko daar beginnen, ondersteund door duistere klanken van de acht contrabassen en het slagwerk. Nu is het niet moeilijk Bijbelteksten, want daar put Goebaidoelina uit voor dit stuk, te vinden die daarover handelen. Vooral het Oude Testament bevat bijna niet anders. Verderop zingt tenor Mikhail Vekua over de vijanden, zijn stem doortrokken van pijn en wanhoop. En de oproep klinkt aan God om die vijanden te vernietigen en zo de haat van de ander ongedaan te maken. “Van al het roepen is mijn keel uitgedroogd” en dan volgt de onvermijdelijke conclusie in het Russisch: “Ik haat”. Het ontlokt een gruwelijk klinkende wervelstorm van het orkest: “Oh God, vernietig je vijanden, vernietig allen die mijn ziel doden.” “Gooi hen in de brandende oven, laat het vuur hen verteren”. We horen de vlammen van de uitslaande brand.
Aan alles is te horen dat Goebaidoelina snapt dat ze vast is gelopen in haar eigen cirkelredenering. Haat beantwoorden met haat, creëert nog meer haat en lost niets op. De Bijbel, maar dat is mijn interpretatie, laat haar duidelijk in de steek. Dan komt de liefde aan bod en het is tekenend dat Goebaidoelina hier grijpt naar het Hooglied, inderdaad veel meer is er over dit thema ook niet te vinden. Maar het Hooglied gaat over twee mensen die dol verliefd op elkaar zijn en maar één ding willen en dat is volgens mij niet de liefde waar onze componiste naar op zoek is. Aan het duet van Vekua en sopraan Irina Churilova ligt het niet, maar overtuigen doet deze scene niet. Dan kondigt zwaar koper de omslag aan en belanden we gaandeweg in een muzikale aardverschuiving terecht. Als de storm weer gaat liggen, horen we de bas: “Help mij heer. Help me liefde brengen waar haat heerst. Help me vergeving brengen waar belediging heerst.” Waarna soortgelijke frases volgen, steeds zeer ingetogen begeleid door het orkest en, heel mooi, afgewisseld met een fluisterend koor. Goebaidoelina heeft de oplossing te pakken: “Laat mij niet zoeken naar troost, maar zelf troosten. Niet zoeken naar begrip maar zelf begrijpen”. En dan komt De Heilige Geest in beeld. Voor de gelovigen is dat de kracht die van God uitgaat. De tenor eindigt ermee “Entzünde in mir das Feuer deine Liebe.”
Gelovig of niet, dit oratorium is subliem. Muzikaal kun je bijna niet dieper graven. De haat, de angst, de wanhoop en de vertwijfeling krijgen hier op grootse wijze vorm. Zelden spelen de violen zo’n kleine rol in een stuk voor orkest van ruim 70 minuten, zelden horen we de contrabassen zo prominent, naast het zware koper en het slagwerk. Dat Goebaidoelina ondanks haar geloof niet bepaald optimistisch is, is een understatement. Ook zonder geloof kunnen we niet anders dan ons laten beroeren door dit stuk. Onthutst verlaten we dan ook De Doelen en in de trein terug is erover schrijven nog lang niet mogelijk.