Laurenskerk, Rotterdam – 15 september 2018 – 11:30 uur
Het Gergiev Festival, sinds afgelopen donderdag aan de gang, vormt één van de hoogtepunten van het Rotterdams concertseizoen. Dit jaar is het echter extra speciaal omdat het Rotterdams Philharmonisch Orkest en dirigent Valery Gergiev inmiddels al weer dertig jaar op regelmatige basis met elkaar samenwerken, met als meest intense periode die waarin hij chef-dirigent van het orkest was, van 1995 tot 2008. Gergiev zien en horen we dus veel dezer dagen met zowel het klassieke repertoire als, vooral vandaag, moderner werk. Maar op deze zaterdagochtend is het eerst de beurt aan de Franse componist en organist Thierry Escaich.
En een orgelrecital begint natuurlijk met de muziek van Johann Sebastian Bach ook al staan er verder louter hedendaagse componisten op het programma. Hij is en blijft immers hét referentiepunt, dé inspiratiebron voor zowat iedereen die voor orgel schrijft. Zo ook voor Escaich die zijn ‘Evocation,nr. 3’ baseerde op het koraal ‘Nun komm, der Heiden Heiland, BWV 659’, waarvoor Bach weer putte uit een tekst van Maarten Luther. Escaich speelt eerst het stuk van Bach en dan dat van hemzelf. Drie eeuwen van ontwikkeling zitten er tussen en dat hoor je aan iedere noot.
Zo gedisciplineerd en bijna wiskundig uitgedacht als het koraal van Bach klinkt, zo vrij beweegt Escaich zich over de klavieren – iets wat we tegenwoordig middels camera en beamer prima kunnen volgen. Hij speelt met klankkleur en voegt prachtige effecten toe aan de noten van Bach. Hier en daar leidt dat zelfs tot een bijna orkestrale aanpak. Bijzonder zijn ook de ‘3 Poèmes pour orgue’ die Escaich baseerde op gedichten van Alain Suyied uit diens bundel ‘Le Pays perdu’. In het eerste, ‘Eaux natales’ (geboortewater), symboliseert Escaich het stromende water middels een continues stroom aan klanken, terwijl hij dit geluid verrijkt met de gregoriaanse kersthymne ‘Puer natus est nobis’ (een kind is ons geboren). Het tweede deel, ‘Masques’ klinkt heftig, verontrustend, geen wonder want dit gedicht handelt over het masker van de dood dat we vroeg of laat allemaal tegenkomen. De spanning in dit stuk is bijna ondragelijk en het drama voelbaar. Met de rituele dans die we horen in ‘Vers l’espérance’ (naar de hoop) verklankt Escaich de (wan)hoop. De hoop is immers tijdelijk, de dood ontlopen doen we niet, hoezeer we ook ons best doen.
Een grootheid voor de orgelliteratuur van deze eeuw is zonder meer Olivier Messiaen. Het is dan ook niet meer dan terecht dat we een tweetal stukken van zijn hand horen. Allereerst klinkt ‘Alléluias sereins d’une ame qui désire le Ciel’ (serene hallelujah’s voor een ziel die naar de hemel smacht), het tweede deel uit de vierdelige orgelcyclus ‘L’Ascension’. Dit is tevens het eerste stuk waarin we de nabootsing van vogelgeluiden horen, een passie waar Messiaen zijn hele leven mee bezig zou blijven, in de vorm van het geluid van de leeuwerik. Voor de diepgelovige Messiaen stond die voor het hallelujah. Ze klinken zeer transparant, deze ‘Alléluias sereins d’une ame qui désire le Ciel’, en sereen met hun trillende klankwolken. Zo sereen als dit stuk klinkt, zo uitbundig is de muziek uit het zesde deel van ‘Les Corps glorieux’ dat de titel ‘Joie et Clarté des Corps glorieux’ (vreugde en helderheid van de verheerlijkte lichamen) meekreeg. De melodie mag dan prachtig uitgebalanceerd klinken, in de feestelijke klankuitbarstingen waar Messiaen deze mee doorsnijdt, gaat het heel ergens anders om. Hier overheerst de kleur van de klank en het effect dat een orgel scoort in de immense ruimte van een kerk. En met het hoofdorgel van de Laurenskerk hebben we het wat dat betreft bijzonder goed getroffen.
Afsluiten doet Escaich dit concert met een improvisatie op twee thema’s. Verwijzend naar het openingsconcert van het festival, afgelopen donderdag, koos Escaich twee thema’s uit ‘Die Walküre’ van Richard Wagner. Het is een subliem moment waarop Escaich op prachtige wijze aansluiting vindt bij de majestueuze dramatiek van Wagner en er een geheel nieuwe dimensie aan toevoegt. Groots klinkt de onrust die Escaich gaandeweg naar binnenbrengt en die plots omslaat in een wolk van ijle, bijna liefelijke klanken – vreemd eigenlijk dat Wagner niets voor orgel heeft gecomponeerd denk je automatisch na deze exercitie.