De Duitse componist Hans Zender, geboren 1936, is vanaf eind jaren ’50 zowel actief in de rol van componist als in die van dirigent. Noemde hij zichzelf in 1975 nog een componerende dirigent, tegenwoordig ziet hij zichzelf meer als een dirigerende componist. Maar beide ambachten zijn voor hem noodzakelijk en met elkaar verbonden. Vandaar ook dat hij twee stukken op een recent album bij Wergo zelf dirigeert.
Vele Duitse orkesten dirigeerde hij in de afgelopen decenia, samen met onder andere het Radio Kamerorkest en dat van de Brusselse Munt. Zijn eigen muziek en die van tijdgenoten – Zender staat bekend als een voorvechter van de hedendaagse gecomponeerde muziek, maar ook die van Schubert, Mendelssohn en Debussy. En zoals gezegd, zijn dirigeren hangt nauw samen met zijn componeren. Reeds in 1975 zei hij over deze combinatie: “Komponieren blidet für mich die konzentrierteste Form der Introversion, hilft mir zur ‘Klärung des inneren Ohrs’ – das Dirigeren dagegen erlebe ich als Extraversion, als Kontakt mit Menschen.”
De drie stukken verzameld op dit album kunnen beschouwd worden als een soort van dwarsdoorsnede van Zenders oeuvre. Ze stammen ook uit diverse periodes: ‘Dialog mit Haydn’ is van 1982, ‘Nanzen no kyō’ stamt uit 1992 en ‘Issei no kyō’ uit 2009. Zender ziet zichzelf als componist in de traditie, iets wat zich ook uit in de muziek die hij dirigeert. Van iemand met die bik op de muziekgeschiedenis sta je dan ook niet verbaasd bij een stuk als ‘Dialog mit Hayn’, dat Zender schreef ter gelegenheid van het 250 ste geboortejaar van zijn beroemde voorganger en dat in hetzelfde jaar tijdens de Donaueschinger Musiktagen in première ging. Net als in de tijd van Haydn gebruikelijk was, het werken met variaties op een thema, zo neemt Zender hier Haydns muziek, middels letterlijke citaten, om er vervolgens op te variëren. Zo horen we de pauken uit Symfonie nr. 94, beter bekend als ‘Mit dem Paukenschlag’ of ook wel ‘Surprise’ genaamd. Verder deelt Zender het orkest hier op in drie groepen, alle drie met een nuance anders gestemd en vult hij dit aan met twee pianisten, waarvan de eerste dezelfde stemming hanteert als de eerste muzikantengroep en de tweede de stemming van de derde groep. Het totale verschil bedraagt daarmee 22 cent (ongeveer één vijfde van een halve toon). Het stuk bestaat uit twee delen, de extreem korte, iets meer dan een minuut, ‘Präsentation” en de uiteindelijke ‘Dialog’ van bijna twintig minuten. Het is een aparte, bij tijd en wijlen redelijk bevreemdende ervaring die combinatie van Haydns klanken, soms maar een paar maten, vermengt met de eigentijdse taal van Zender.
Zender kwam voor het eerst met de Japanse cultuur in aanraking tijdens een tournee met de Münchner Philharmoniker in 1972, in zijn rol van dirigent dus. Meerdere concerten volgden en Zender ontdekte dat de Japanse filosofie en de Zen cultuur paste bij zijn wijze van denken over de begrippen ’tijd’ , ‘ruimte’ en ‘leegte’. Het woord ‘kyō’ in ‘Nanzen no kyō’ en ‘Issei no kyō’ is Japans voor zingen of lied. De teksten van deze twee werken zijn afkomstig van de in de vijftiende eeuw levende zenleraar Ikkyū Sōjun. In het oudste stuk van de twee: ‘Nanzen no kyō – Canto VIII’ werkt Zender met een koor verdeeld in vier groepen, hier het WDR Rundfunkchor Köln en een orkest, eveneens verdeelt in vier groepen, hier het WDR Sindonieorchester Köln, beiden onder leiding van Zender zelf. Deze opzet levert bijzondere effecten op in dit boeiende stuk over twee groepen monniken die vechten om een kat tot de zenmeester het pleit beslecht: als niemand met een betekenisvolle opmerking komt, hakt hij de kat in tweeën. Dat lukt niemand en het lot van het beest is bezegeld. Het koor besluit ermee: “Nanzen teilt die Katz’ in zwei”. Opvallend is dat het bij dit stuk handelt om opnames uit 1993 die nu pas op Cd uitkomen.
‘Issei no kyō’ verschijnt eveneens voor de eerste keer op Cd, ook deze opnames uit 2010 lagen al die tijd op de plank. In dit stuk, met als ondertitel ‘Lied vom einen Ton’ horen we de sopraan Claron McFadden met het WDR Sinfonieorchester Köln, onder leiding van Johannes Kalitzke. Zender laat McFadden hetzelfde gedicht vier keer zingen, eerst in het Duits, dan in het Chinees, het Frans en het Engels, waarbij hij iedere keer een andere sfeer naar binnen brengt. In de Duitse versie is dat die van de revue met zijn speelsheid en scherts, terwijl de Chinese versie meer ingetogen is, met een mysterieuze ondertoon. In de Franse versie haalt Zender het theatrale meer naar voren, terwijl de Engelse de magie centraal staat. Het is de verdienste van McFadden dat ze al deze nuances groots weet te verklanken.