Wolfgang Rihm heeft na zijn doorbraak met zijn orkest stuk ‘Morphonie – Sektor IV’ tijdens de Donaueschinger Musiktagen van 1974 een groots oeuvre geschapen dat internationaal reeds vele malen in de prijzen is gevallen. Een oeuvre dat inmiddels te veelomvattend is om in een paar begrippen samen te vatten. De twee werken voor ensemble en het stuk voor solo klarinet dat door NEOS verzameld is op het album ‘Sphären‘ kan dan ook niet meer zijn dan een verdere stap in het ontdekken van deze componist.
Rihm begon al jong met componeren in zijn geboortestad Karlsruhe, nam in 1970 deel aan de Darmstädter Ferienkursen en studeerde aansluitend bij Karlheinz Stockhauser en Klaus Huber. In 1974 formuleerde hij zijn credo dat van toepassing is op de stukken die op deze Cd zijn verzameld: “Meine Arbeitsweise ist oft vegetativ. Das gibt mir die Möglichkeit, meinem Material am Stellen zu folgen, wo er von selbst wächst, und manchmal mehr zu finden, als ich suche. Das Komponieren muss offen sein, nicht die Form, Es ist mir wichtig musikalische Werke zu komponieren. Ein Werk, eine Komposition, is für mich in erster Linie eine Summe von Ausdruckswerten, deren Zusammenfügung aufgrund eines für sich gesehen sekundären formalen Entscheids geschieht. Die Form ist selbst ein Ausdruckswert.”
De twee stukken voor ensemble, ‘Sphäre um Sphäre’ uit 2003 en ‘Séraphin-Sphäre’ uit 2006 gaan beiden terug tot de begin jaren ’90. Althans, in die tijd schreef Rihm stukken die later onderdeel zouden worden van de hier genoemde werken. Zo ontstond een deel van ‘Sphäre nach Studie’, een voorloper van ‘Spähre um Sphäre’, onder de titel ‘Nachstudie’ reeds in 1992. ‘Séraphin-Sphäre’ kent eveneens een aantal voorgangers voordat in 2006 de huidige versie ontstond. Het zijn voorbeelden van Rihm’s organische werkwijze zoals hij hierboven schetst.
In de muziek horen we die woorden eveneens terug. ‘Sphäre um Sphäre’ is allereerst een klankbouwwerk waarin het geluid van de diverse instrumenten op zeer natuurlijke wijze met elkaar samenvalt. De klanken van het slagwerk, de piano en de blazers vloeien hier op volmaakte wijze in elkaar. Gaandeweg het stuk neemt de dynamiek toe en weet Rihm te verrassen met schrille dissonanten en abrupte overgangen. In ‘Séraphin-Sphäre’ heeft Rihm een grote rol weggelegd voor de blazers, prachtig hoe de diverse klanken van deze instrumenten hier samen komen in wonderlijke melodische fragmenten terwijl het slagwerk en de piano, met een onregelmatige ritmische structuur, een soort van ruggengraat vormen. In beide stukken weet Rihm een energetische klankwereld op te roepen waarin melodische en ritmische elementen worden afgewisseld met delen waarin het meer om klankkleur lijkt te gaan. Het œnm . Österreichisches Ensemble für Neue Musik, dat zich al zo’n veertig jaar toelegt op de muziek van nu, verklankt beide stukken onder leiding van Rupert Huber met grote overgave.
‘Vier Male’, uit 2000, kreeg als ondertitel mee: ‘Stücke für Klarinette in A’. Het woord ‘Mal’ heeft daarnaast in het Duits twee betekenissen. De eerste lijkt op het Nederlands, vier maal of vier keer, we horen vier keer een solo. De tweede zit in woorden als ‘Denkmal’ en ‘Grabmal’, iedere solo als een soort van statement. In de eerste laat hij Andreas Schablas ‘Frei, nicht schnell’ bewegen. Mooi hoe hij hier werkt met het begrip toonhoogte. Traploos glijdt de klarinettist door het gehele spectrum. ‘Sehr langsam, wie aus weiter Ferne’ staat er bij de tweede solo. Heel zacht begint het hier dan ook, langzaam komt de klank op, verwaait weer, komt weer op. Schablas voelt het perfect aan. De derde solo, een korte, kreeg als onderschrift mee ‘In drängender Unruhe’ en dat is exact zoals de klarinet hier klinkt: ietwat nerveus, zoekend. Tot slot is er de vierde en de langste, met als aanduiding louter ‘Langsam’. Ook hier weer die verglijdende noten en dat introspectieve karakter.