Theo Loevendie, geboren op 17 september 1930 en gelukkig nog steeds onder ons, is altijd een bijzonder componist geweest. Vanaf het begin van zijn carrière tot de dag van vandaag, beweegt hij zich zowel in de wereld van de jazz als de gecomponeerde muziek Zijn gecomponeerde werk voor piano werd vorig jaar vastgelegd door Ralph van Raat, in chronologische volgorde en uitgebracht door Attacca Productions.
Loevendie kreeg de liefde voor muziek niet van huis mee en hij meldde zich pas op zijn 25ste bij het Amsterdams Conservatorium om klarinet te gaan studeren bij Ru Otto en compositie bij Ernest W. Mulder, in 1955 dus. Maar toen ging het ook hard. De ‘Drie Interventies’ die we op het album vinden en die stammen uit 1957, verraden Loevendies liefde voor Bach maar zijn tegelijkertijd authentieke stukken waarin de latere componist reeds herkenbaar is.
Half jaren ’70, Loevendie heeft dan inmiddels een Edison gekregen voor zijn complete jazz-oeuvre en furore gemaakt binnen de klassieke wereld met zijn ‘De Nachtegaal – voor verteller en ensemble’ schrijft hij allereerst ‘Two Short Pieces for Piano’ en vervolgens ‘Strides’, dat algemeen gezien wordt als één van de hoogtepunten in de twintigste-eeuwse pianoliteratuur. In beiden stukken werkt Loevendie met muzikale lagen die hij soms met elkaar vermengt, soms met elkaar laat botsen. In beide stukken is ook duidelijk Loevendies jazzachtergrond te horen en wat er in die wereld in die jaren aan vernieuwing plaatsvond. Voor ‘Strides’ haalde Loevendie bovendien de titel bij de jazz, deze verwijst naar de zogenaamde Harlem Stride Pianostijl, groot geworden door pianisten als James P. Johnson en Fats Waller in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Een stijl die zich kenmerkte door het ritmisch laten wisselen van de linkerhand tussen basnoten en akkoorden. Loevendie gebruikt elementen van deze stijl en vermengt het met gangbare technieken uit de klassieke avant-garde.
Weer tien jaar later heeft Loevendie inmiddels ook de Edison voor klassiek gekregen en nog een reeks andere onderscheidingen, waaronder de Matthijs Vermeulenprijs. ‘Walk’ ontstaat in dezelfde tijd, 1985 en ook hier vermengt Loevendie jazz en klassiek met elkaar. De titel is raak gekozen, want het stuk klinkt als een wandeling, dan weer wat sneller, dan weer wat langzamer. Het is tevens een mooi voorbeeld van zijn zogenaamde curventechniek: een melodie blijft hetzelfde, maar wordt ingedikt of juist uitgereikt, vertraagd of versneld.
Bijzonder is ook ‘The Barpianist’, we zijn inmiddels in 1997 aanbeland, waarin Loevendie een lans breekt voor de barpianist wiens werk louter dient als achtergrondmuziek en naar wie niemand echt luistert. Hij doet dit door een band met geroezemoes mee te laten lopen en zo een levensechte situatie te creëren. Hoogst irritant allemaal, net zoals dat voor een musicus in die situatie is. Grappig is dat de pianist steeds ruiger gaat spelen, met als hoogtepunt het derde stuk ‘On The Train’, maar het mag niet baten. Rustig krijgt hij ze pas met het vierde stuk, ‘Blues’, het applaus is ernaar. Zes jaar geleden schreef Loevendie ‘Together’ voor twee piano’s die hier allebei door Van Raat worden bespeeld en ook hier zoekt hij het spanningsveld tussen gecomponeerd en vrije improvisatie, tussen gecomponeerde muziek en jazz, zoals hij dat reeds zijn lange leven lang doet.
Aan Van Raat heeft Loevendie een prima vertolker. Hij heeft zich duidelijk verdiept in het idioom van de meester en weet de twee werelden waarin Loevendie verkeert, uitstekend te verklanken.
Bekijk hier een live uitvoering van ‘Strides’ uit 2004 in de Kloveniersdoelen te Middelburg: