Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam (Holland Festival) – 9 juni 2018
Andromache moet haar baby Astyanax afstaan aan de Grieken die het kleine kind zullen doden. Geen Trojaan, ook deze baby niet, mag in leven blijven. Ze weent, krijst, schreeuwt het uit, maar het mag niet baten. “Ik heb hem gebaard, maar ik kan hem niet beschermen” zijn de woorden die ze uitspreekt en die klinken als gesels. Wij zijn halverwege een wel heel bijzondere versie van het verhaal van de Trojaanse vrouwen, één die laat zien hoe universeel deze geschiedenis nog altijd is. De uit Singapore afkomstige Ong Ken Sen, één van de meest vooraanstaande theaterregisseurs uit Azië nam samen met de National Changgeuk Company of Korea het toneelstuk ‘Trojaanse vrouwen’ van Euripides als uitgangspunt voor een nieuw stuk in de zogenaamde pansori traditie.
Het suk is zonder meer nu al één van de parels van deze editie van het Holland Festival en we zijn nog maar net op weg. Deze theatervorm, het pansori leent zich uitermate goed voor dit dramatische stuk. Pansori is een oeroude Koreaanse theatervorm waarin slechts een verteller en een percussionist invulling geven aan het verhaal. Kort gezegd beeld de verteller alle personages uit in het verhaal, met slechts een waaier als hulpmiddel, terwijl de percussionist letterlijk de stemming in het stuk weergeeft en het tempo bepaalt. Changgeuk is hier een meer hedendaagse variant van waarin we meer personages en instrumenten tegenkomen. Met Trojan Women creëerde Ong Ken Sen een stuk dat hier tussenin zit.
Een belangrijk gegeven in deze Koreaanse vorm van muziektheater is de zang die geheel anders is dan die in onze cultuur. Allereerst worden emoties daarin allerminst geschuwd. De personages, kermen, krijsen en schreeuwen naar hartenlust. Zou dit in een westers stuk al te theatraal worden en het karakter van een smartlap aannemen, hier werkt het op wonderbaarlijke wijze. Zeker in het kader van dit verhaal. Een ander kenmerk van de Koreaanse muziek en zang is dat er wordt gewerkt met een heel ander toonstelsel, penthatonisch, oftewel een vijftoonsstelsel en dat de noten geen vaste waarde hebben maar aangepast worden aan de situatie. Het heeft wel wat weg van wat wij microtonaliteit noemen. Het instrumentarium is er naar, snaarinstrumenten en fluiten kunnen gemakkelijk spelen met de vaste waarde van noten en de menselijke stem kan dit eveneens. Maar voor ons die zang zo nooit horen is het een bijzondere ervaring.
Wie het even vergeten is. Paris van Troje schaakt Helena van Sparta en neemt haar mee. Helena’s echtgenoot koning Menelaos is woest, trommelt een Grieks leger op de been en trekt naar Troje. Tien jaar duurt het beleg waarna middels een list met een houten paard de Grieken de stad weten binnen te trekken. De mannen worden gedood. En dat is het moment dat het stuk van Euripides zijn aanvang neemt. De oorlog is voorbij, de stad brandt, de mannen zijn dood en de vrouwen worden straks aan de overwinnaars gegeven. Koningin Hecuba, haar dochter Cassandra en haar schoondochter Andromache bewenen hun lot. Die Koreaanse aanpak werkt hierbij bijzonder goed. Dit leed, de verschrikkingen van de oorlog worden hier, door respectievelijk Kim Kum-mi, Yi so-yeon en Kim Ji-sook onvoorstelbaar pijnlijk voor het voetlicht gebracht. Anh Sook-sun, die wordt beschouwt als wellicht de belangrijkste pansori vertolkster schreef de teksten voor dit stuk, onontbeerlijk want iemand die zelf niet zingt, kan onmogelijk aanvoelen wat hier nodig is. Hetzelfde geldt voor popmuzikant en componist Jung Joe-Il die de teksten schreef voor het koor en Helena en elementen van de zogenaamde K-pop in het stuk verwerkte. Mooi in ‘Tojan Women’ is tevens het gebruik van symboliek. Alle vier de hoofdrolspeelsters worden vertegenwoordigd door een element. Hecuba door water, Cassandra door vuur, Andromache door lucht en Helena door aarde, om beurten komen ze op en middels projecties neemt de regisseur ons mee in dit voor de Koreaanse cultuur zo belangrijke gegeven. De vier vrouwen hebben ook ieder een eigen instrument, Hecuba heeft de geomungo, een zither die wordt aangeslagen; Cassandra de deageum, een bamboedwarsfluit voorzien van een rijstpapiertje dat mee resoneert en zo een heel aparte klank geeft; Andromache de ajeng, een zither die wordt gestreken en Helena tot slot heeft de piano. En het is prachtig om te horen hoe mooi die klanken van de instrumenten en de stemmen vaak met elkaar samenvallen.
De invulling van de rol van Helena is net als het gekozen instrument een gouden vondst van Ong Ken Sen. Hij koos een man, androgyn in zijn verschijning en zang, een prachtige rol van Kim Jun-soo. Dit om te laten zien dat Helena nergens thuis hoort en door iedereen wordt gehaat, zowel door de Grieken als door de Trojanen. Net zo’n goede keuze is die voor de piano. Van geen kanten past dit instrument bij deze muziek en het geheel werkt dan ook heerlijk vervreemdend. Tegelijkertijd is zij de enige die niet wordt gestraft. Menelaos, Choi Ho-sung wil haar doden, maar laat zich door haar vleierij wederom inpalmen.
Euripides schreef een universeel, tijdloos drama en Ong Ken Sen trekt de lijn door. Hij verwijst natuurlijk naar de nog steeds open wond bij de Koreaanse vrouwen die tijdens de Japanse overheersing werden misbruikt als prostituees en waar de verzachtende term ‘troostmeisjes’ voor bedacht werd. Maar hij verwijst ook naar onze hedendaagse wereld. Zo voegt hij middels het koor een extra dimensie toe aan het stuk door de slaven een eigen stem te geven. Hun maakt het niet zo veel uit dat Troje is gevallen. “Laat ons overstappen van ene hel naar de andere, terwijl het rad van fortuin draait” zo geven zij uiting aan hun voortdurende frustratie. Zo geeft Ong Ken Sen de armen van deze wereld een stem, een groep die groeit nu de ongelijkheid weer toeneemt, mede ten gevolge van de Helena’s van deze wereld, de gezichtsloze elite die zijn rijkdommen vergaart ten kosten van de onderklasse en altijd overal mee wegkomt.