Het Keulse Ensemble Musikfabrik, afgelopen donderdag opende ze nog het Holland Festival, heeft bij Wergo zijn eigen Cd reeks onder de titel ‘Edition Musikfabrik‘. In de afgelopen maanden verschenen de delen 12 ‘Stille‘ en 13 ‘Kreuzungen‘. Met composities van Georg Friedrich Haas, Evan Johnson. Jani Christou, Vassos Niolalou, Johannes Schöllhorn, Gérard Grisey en Dieter Mack duikt het ensemble weer twee keer in de diepte met als rode draad telkens de titel van het album.
John Cage merkte ooit terecht op dat we stilte niet kunnen creëren, het is veeleer de afwezigheid van iets dan de aanwezigheid. Van stilte is pas sprake als er iets niet klinkt en we merken het in een muziekstuk pas op als onderdeel van het totaal. Stilte moeten we hier overigens ruim nemen, niet alleen in de zin van afwezigheid van geluid, maar ook in de zin van afwezigheid in meer algemene zin. De vier stukken op het album met de naam ‘Stille’ verhouden zich alle vier op andere wijze tot dit gegeven. Van Georg Friedrich Haas bevat dit album twee stukken dus alle reden om hier maar eens te beginnen. In 2011 schreef hij ‘”Ich suchte, aber Ich fand Ihn nicht”‘, waarin Haas verwijst naar de liederen van de Joodse koning Salomo die wij kennen onder de naam ‘Hooglied’, of in het Hebreeuws ‘Shir Hashirim’. De erotische gedichten uit dit bijbelboek inspireerde Haas tot dit instrumentale stuk, waarin de ontbrekende zang dus de stilte vertegenwoordigt. Wat overblijft is een zeer nevelige, ijle klankwereld, waarin de erotische spanning onder de oppervlakte duidelijk hoorbaar is en er soms ook doorheen breekt. Ook in ‘….Wie Stille brannte das Licht’ spelen teksten een rol. Vier van de zeven delen zijn gebaseerd op gedichten, waaronder ‘Nacht’ van George Trakl, waarin de zin zit die Haas inspireerde tot de titel van de cyclus. De andere drie delen hebben de duur van het stuk als titel. Sopraan Sarah Wegener speelt ook hier echter een belangrijke rol, de glissandi die zij hier produceert voegen zich perfect in de glijdende, ijle notenstructuur waar Haas zo bekend om is en geven zo mede vorm aan de stemming van de nacht. Dat doen overigens ook die stukken waarin haar zang op tekst is gebaseerd. Een prachtig voorbeeld is het ronduit alarmerende ‘Erhört’ gebaseerd op een gedicht van August Stramm.
Stilte in de zin van ontbreken van geluid komen we tegen in ‘Die Bewegung der Augen’ van Evan Johnson. Op de meest onverwachte momenten valt hier de muziek stil, zoals het beeld ineens wegvalt als je je ogen even sluit. Het is een vreemde gewaarwording. De muziek die Johnson om de stiltes heen heeft gecomponeerd sluit hier prachtig bij aan, het heeft iets toevallig, terloops, in al zijn complexiteit bijna klinkend alsof het niet de bedoeling is dat we het horen. ‘Anaparastis III “The Pianist”‘ van de Griekse componist Jan Christou is een stuk dat je eigenlijk moet zien, het kreeg niet voor niets de toevoeging ‘für Schauspieler, Dirignt, Ensemble und Continuum’. De pianist doet namelijk alles behalve pianospelen. Hij kermt, kreunt, steunt en schreeuwt terwijl het ensemble op de achtergrond een alles verterende drone produceert. Maar het kan nog erger; in de laatste minuten vliegen de spullen in het ronde terwijl we met het ensemble in een soort van muzikale draaikolk belanden. Een ontnuchterende ervaring die onze definitie van de combinatie muziek en stilte danig op scherp zet.
Cd nr. 13 heeft als titel ‘Kreuzungen’. Het ensemble duidt daarmee op het feit dat het proces van componeren en luisteren nooit in een vacuüm geschiedt maar altijd onderhevig is aan een veelvoud van invloeden van buiten. Dat geldt voor ieder muziekstuk maar helemaal voor de vier stukken die hier bij elkaar zijn verzameld. De van Cyprus afkomstige Vassos Nicolaou bijvoorbeeld studeerde aan het Parijse IRCAM en begint zijn componeerproces letterlijk met geluidsanalyses middels de computer wat hij uiteindelijk omzet in een partituur. Zijn ‘Farbenmaschinen’ dat hij schreef voor het ensemble maakt mooi duidelijk waar dit toe leidt: een bij tijd en wijlen bijna onwezenlijk klinkend klankcollage waarin we de elektronica, al wordt het stuk geheel gespeeld door akoestische instrumenten, duidelijk terughoren. Gérard Grisey, al lang geen onbekende meer, heeft ooit gezegd dat hij niet met noten maar met tonen wilde componeren. Het leidde bij hem tot een nieuwe muzikale taal en de start van een stijl die we spectralisme zijn gaan noemen en waar een componist als Nicolaou zich duidelijk schatplichtig aan betoont. ‘Partiels’ dat Ensemble Musikfabrik op dit album heeft gezet, is het derde deel van de cyclus ‘Les Espaces Acoustiques’ die Grisey componeerde tussen 1974 en 1985. De harmonie waar dit stuk mee begint, wordt langzaam gedesintegreerd en verwordt uiteindelijk in een aantal stadia tot pure klank.
Johannes Schöllhorn speelt met de traditie door de oude vorm van de bagatellen nieuw leven in te blazen. Negen nieuwe componeerde hij onder de overkoepelende titel ‘Pièsces Croisées’, waarin hij speelt met het belegen, weinig serieuze karakter dat aan de bagatellen kleeft, of zoals Francis Ponge het ooit uitdrukte “une petite bombe dans notre sensibilité” en wat dus alles zegt over onze perceptie van deze stukken. Intussen krijgen we van Schöllhorn negen miniaturen die onze denkbeelden over deze vorm volledig op zijn kop zetten. Hoezo geen serieuze muziek? Dieter Mack tenslotte past wellicht wel het beste in dit concept van ‘Kreuzungen’. Hij werkte als etnomusicoloog in de jaren ’70 in Zuid-Oost Azië en zijn muziek is daardoor diepgaand beïnvloed. Daarnaast laat Mack weten beïnvloed te zijn door de Franse componisten aan het begin van de 20ste eeuw, componisten uit de Renaissance, Igor Stravinsky, Frank Zappa en de vrije improvisatie. “In dieser ästhetischen Vielfalt”, zo zegt Mack en zijn collega’s zullen het met hem eens zijn “is es meine Aufgabe einer authenthische künstleriche Position zu finden.” In ‘Kammermusik V’, waar het ensemble de nodige gasten voor optrommelde, is te horen dat Mack hier beslist in slaagt. We horen al die invloeden terug, samengesmolten tot een nieuw, authentiek geheel.
Bekijk hier twee korte impressies van Georg Friedrich Haas’ “Ich suchte, aber Ich fand Ihn nicht” en Dieter Mack’s ‘Kammermusik V’: