Opera Vlaanderen, Antwerpen – 27 maart 2018
Als het gaat om ‘Parsifal’, de laatste opera van Richard Wagner die in 1882 in zijn splinternieuwe Festspielhaus in Bayreuth in première ging, nog geen jaar voor zijn dood, heeft de Opera Vlaanderen een naam hoog te houden. In 1914 bracht de opera van Antwerpen als één van de eerste operahuizen buiten Bayreuth het stuk op de planken – Wagner had via testament laten vastleggen dat dit de eerste dertig jaar na zijn dood niet mocht – en tussen 1926 en 1989 werd het stuk ieder jaar uitgevoerd rond Goede Vrijdag. Maar aan alles komt een eind en pas weer in 2013, ter gelegenheid van Wagner’s 200ste geboortedag waagde men zich wederom aan dit stuk, nu in regie van Tatjana Gürbaca. Deze versie wordt nu met een nieuwe bezetting hernomen.
Laten we maar meteen met de deur in huis vallen. Als basis voor zijn opera koos Wagner een draak van een verhaal. En wat nog erger is, dat vond hij zelf niet. Het is op veel punten zo apert fout dat je je kunt afvragen of dit eigenlijk nog wel kan anno 2018. Alles draait om een sektarische beweging, want zo kun je de ridders van de Heilige Graal wel noemen, die volkomen is vastgelopen in zijn eigen zelfgenoegzaamheid en bijbehorende zendingsdrang. Dat heeft alles te maken met hun interpretatie van het christelijke geloof, lees Wagner’s interpretatie en helaas niet die van hem alleen. Kort gezegd berust die op een ascetische levenswijze waarin al het aardse, lichamelijke, fysieke wordt gezien als zondig en iets dat je afleidt van het ware. Het is een overtuiging van alle tijden en van alle religies en speelt ook hier. En ze vinden zichzelf geweldig! Het koor van de Opera Vlaanderen schiet hier vol in de roos. Hun spel overtuigt, wat een stelletje gladde rakkers zijn het met hun mooie woorden en hun christelijke naastenliefde. Maar ze gunnen elkaar het licht niet in de ogen en iedereen die afwijkt van hun ideeën wordt gehoond.
Maar niets menselijks is ook deze graalridders niet vreemd en Amfortas bezweek op goed moment voor Kundry’s avances. Dat maakte hem zwak waarop Klingsor, een afvallige ridder hem aanviel met de lans die ooit Christus doorboorde terwijl hij aan het kruis hing. Als de opera begint is dit reeds geschiedenis alleen loopt Amfortas nog steeds rond met die wond, een wond die niet geneest. Hij heeft pijn, vindt zichzelf zielig en wil dood. En hij wil de belangrijkste taak van zijn koningschap niet meer uitvoeren: het tonen van de graal, de schaal of beker waarin Christus bloed werd opgevangen na die lanssteek aan de ridders. Door het zien van de graal verlengen de ridders hun leven en als Amfortas iets niet wil is het wel het verlengen van zijn leven. Dat de ridders zijn weigering minder positief opvatten, moge duidelijk zijn. En dan hebben we Gurenmanz die de rust probeert te bewaren en langzaamaan verbeteringen wil doorvoeren. Hij is het die zijn zinnen heeft gezet op de “reine dwaas die weet door medelijden” als redding voor Amfortas. Die reine dwaas, Parsi-fal doemt op in de eerste akte. Hij schiet een zwaan uit de lucht en roept de toorn over zich af van de graalridders. En wat zet de Amerikaanse tenor Erin Caves deze wereldvreemde, naïeve jongen prachtig neer, vooral in de eerste twee aktes. De onschuld zelve, als een kind in een snoepwinkel kijkt hij rond, maar voorzien van boerenslimheid.
De naam Kundry viel hierboven al. De opera had ook ‘Kundry’ kunnen heten, want zij is onmiskenbaar de ware held. Van al dat streven naar zuiverheid moet zij niets hebben. Ze wil liefhebben met al haar zinnen, passie voelen en zichzelf zijn. Zij is de enige die zich zowel ophoudt aan het hof van de graalridders als aan dat van Klingsor maar die tegelijkertijd nergens echt gezien en gekend wordt. Sterker nog, ze wordt afgebeeld als de geboren verleidster die maar niet wil deugen. Nee, erg vrouwvriendelijk was Wagner bepaald niet. Gürbaca breekt in haar regie echter een lans voor haar en Tanja Ariane Baumgartner zet haar neer als een vrouw van vlees en bloed die haar eigen weg gaat, tot het ook haar te veel wordt en ze, als Amfortas aan het eind van het derde bedrijf sterft, de hand aan zichzelf slaat.
Klingsor, die haar wel genegen was maar door zelfcastratie nu ook niet echt de ideale echtgenoot bleek, is dan al dood, vermoord door Parsifal, met de door hem van Amfortas gestolen lans. Parsifal keert terug naar de graalridders, wordt door Gurenmanz tot koning gekroond en werpt zich op als de nieuwe koning. Hij wil Amfortas redden, een vergeefse daad. Amfortas is het zat en werpt zich voor de tweede keer in de lans wat hem nu fataal wordt. Gürbaca pakt hier groots uit. Daar staat Parsifal in een belachelijke wapenrusting, de naïeve jongen die denkt dat hij koning is. Ja, de graalridders zijn rustig, voor even. Want je weet het, zodra hij niet doet wat ze willen, is het einde verhaal.
Een draak van een verhaal maar wat een opera! Wat een muziek. Vierenhalf uur lang zit je aan je stoel genageld en leidt de meester je op onnavolgbare wijze door zijn verhaal. Vanaf de allereerste maten voel je de kracht van dit verhaal, weet hij de sfeer van verwachting neer te zetten. Langzaam zwelt de muziek aan, ook prachtig gesymboliseerd door het steeds helderder worden van het podium. En dan die muzikale explosie bij het neerschieten van die zwaan, of de hemel naar beneden dondert. Allesverzengend is de muziek in het tweede bedrijf, verlossing wil maar niet komen en de koorpassages in het derde en dan die eerder genoemde finale. Bijna wordt het te veel, maar ook dat gebeurt niet, mede dankzij het Symfonisch Orkest van de Opera onder leiding van Christoph Meister.