Diverse locaties, Den Haag – 10 maart 2018
De 47ste editie van het Haagse festival Dag in de Branding is de eerste waarop curator Saskia Lankhoorn volledig haar stempel drukt. De toon is dan ook anders dan we in de afgelopen edities gewend waren. Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van pianiste Kaja Draksler die je op een dag als vandaag niet verwacht aan te treffen, een mooi staaltje cross-over. Iets dat overigens meerdere bijdragen van deze dag kenmerkt, met als absoluut hoogtepunt het optreden van het uit Antwerpen afkomstige Nadar Ensemble.
Kaja Draksler is primair een pianiste waarvan we de muziek gemakshalve onder de jazz en de vrije improvisatie scharen ook al heeft zij ook compositie gestudeerd bij Richard Ayres. Reden te meer om de lezers van Draai om je Oren ook eens kennis te laten maken met Dag in de Branding.
‘Falling’ van de Argentijnse componist Ezequiel Menalled laat gemengde gevoelens na. Zeker in het begin wordt dit zeer subtiele stuk verstoord door het krakende meubilair van Studio Loos, een zaal die allesbehalve geschikt is voor dit stuk. Maar dat is niet het enige. In het stuk, een samenwerking met sopraan Maribeth Diggle, integreert Menalled zijn sterk overstuurde gitaarspel, vaak leidende tot drone-achtige patronen, met noise en performance-achtige tekstbehandeling. Er zitten beslist boeiende momenten in het stuk en de twee musici weten bijzondere klanken te produceren, maar het stuk weet helaas niet de volle 45 minuten te boeien.
Dat lukt Peter Adriaansz met zijn nieuwe stuk ‘Watts’ al evenmin. ‘Watts’ moet het middendeel worden van een avondvullend nieuw werk ‘How to Live a Life’ en gaat hier als eerste deel in de uitvoering van Ensemble Klang met gast solisten in premiere. Ronduit kolderiek is de aankondiging door muziekverteller Brechtje Roos die het publiek wil doen geloven dat wat er nu komt volstrekt anders is dan wat ze tot nu toe hebben gehoord. Zeker nooit van La Monte Young gehoord, denk je zodra ‘Watts’ weerklinkt. Maar erger nog en daar hebben dit soort praatjes helaas vaker last van, is dat ervan uitgegaan wordt dat het publiek niet weet wat te denken van nieuwe muziek, terwijl verreweg het merendeel hier nu net speciaal voor komt! Het heeft kortom iets bevoogdend. Maar goed, ‘Watts’. De titel is ontleend aan Alan Watts een filosoof en boeddhist die bijzonder interessante dingen heeft gezegd en geschreven over het begrip tijd. Tijd is volgens hem een sociaal construct. In de natuur bestaat het begrip tijd dan ook niet, wel ritme, denk maar aan eb en vloed. ‘Watts’ gaat dus over ritme op een klassieke, vaker beproefde manier. Gast solist Santiago Lascurain begint met een repeterend patroon op klassieke gitaar. Gaandeweg voegen zich andere instrumenten erbij en één voor één stoppen ze ook weer tot Lascurain als laatste overblijft. Het geheel klinkt als een soort van golf die opkomt en afneemt, zeg maar een ode aan het natuurlijke ritme. En zoals gezegd is dit al veel vaker gedaan in de afgelopen decenia met als start de eerder genoemde La Monte Young. Maar volstrekt onbegrijpelijk is waarom Adriaansz op enig moment een lezing van Watts in het middendeel ten gehore brengt. Voor een belangrijk deel niet te verstaan omdat de muziek overheerst, maar bovenal in strijd met zijn eigen uitgangspunt. De muziek doet je de tijd vergeten, door Watts erin te brengen, doet hij je ook weer op de tijd letten.
Bij ‘Eleonora’ een cyclus van drie liederen die Diderik Wagenaar schreef voor zangeres Susanne Abbuehl overkomt je het tegenovergestelde van de twee hierboven genoemde stukken. De cyclus is voorbij voor je er erg in hebt. Abbuehl heeft net als Draksler een reputatie opgebouwd binnen de jazz, onder andere door met haar drie geroemde Cd’s voor het prestigieuze ECM Records. Daarop horen we haar samen met pianist Wolfert van Brederode die haar ook hier begeleid. Wagenaar is duidelijk beïnvloed door de Franse muziek van het interbellum en weet prachtig de sfeer te treffen in dit liefdesverhaal van Edgar Allen Poe. Van Brederode speelt het met veel gevoel, maar de palm mag naar Abbuehl die met stem vol prachtige kleuren de ingewikkelde liederen ten gehore brengt.
En dan mag het onvolprezen Nadar Ensemble de dag afsluiten. Op een ijselijk hoog niveau weten de slechts drie(!) leden die naar Den Haag zijn afgereisd vijf composities te brengen als onderdeel van een totale doorlopende voorstelling van een uur. De pauzes worden gevuld met filmpjes van
Charlie Chaplin die qua thematiek aansluiten aan de stukken. Een ware vondst. En dan de stukken waarin humor vaak een wezenlijk kenmerk is, maar gebracht met een ernst die bewondering afdwingt. Na een Chaplin filmpje waarin de komiek irritant continu in het beeld van de camera wil zijn tijdens een autorace, als een soort wethouder Hekking avant le lettre, presenteert het ensemble ‘Study #1 voor viool en cello’ van de Deense componist Simon Steen-Andersen. Dit stuk, unisono gespeeld door de twee instrumentalisten, valt niet zo zeer op door de rauwe klank maar vooral door de uitvoering. In volslagen duisternis lichten louter de twee strijkstokken op en de manchetten van de linkerarmen die de snaren beroeren. Het geeft een bijzonder effect. Humor speelt ook een rol in ‘An Economy of Means’ van Natascha Diels en dat Yves Goemaere uitvoert op een drumstel op poppenhuisformaat volgehangen met elektronica. Daarnaast gebruikt hij zijn stem alsof het een verlengstuk van de elektronica is. Diels doelstelling: commentaar geven op het vaak extravagante instrumentarium binnen de hedendaagse muziek, komt op deze wijze heel aardig over. Collega componist Jessie Marino, eveneens Amerikaans, wordt nogal eens met Diels verwart en reflecteer daarop in ‘Rot Blau’. Dit is meer een performance dan een muziekstuk waarin de snelheid van handelen garant staat voor de verwarring.
Cathy van Eck en Jennifer Walshe geven beide op geheel eigen wijze commentaar op maatschappelijke ontwikkelingen. Van Eck in ‘Silver Breath’ op de wijze waarop mensen hun protest uiten en de onmacht die daarbij hoort. In het stuk spelen drie borden van aluminiumfolie een belangrijk rol. Via sensoren die verbonden zijn aan de computer worden hiermee allerlei geluiden geproduceerd. Walshe geeft in ‘1984, it’s OK!’ commentaar op de muziek van haar jeugd. Zij speelde trompet in een Iers jeugdorkest en luisterde thuis naar een grote diversiteit aan undergroud bands. Die tegengestelde werelden brengt ze hier samen en wie het werk van Walshe kent, weet dat dit met een redelijk mate van absurditeit gepaard gaat. Ensemble Nadar brengt het met flair.