Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 20 januari 2018
Een componist leeft vanzelfsprekend niet in een vacuüm. De gebeurtenissen om hem heen en zeker als dit zeer ingrijpende gebeurtenissen als een oorlog zijn, hebben invloed op zijn werk. De wijze waarop deze gebeurtenissen van invloed zijn, is echter niet altijd gemakkelijk vast te stellen. Een belangrijke vraag daarbij is of we anders naar een compositie luisteren als we de geschiedenis als context erbij betrekken? Waarschijnlijk wel, het is niet gek te stellen dat dit soort wetenswaardigheden onze perceptie bepalen. Of dit altijd terecht is, is weer een geheel andere. De betekenissen die wij nu toekennen aan een compositie zijn er wellicht door de componist nooit als zodanig in gelegd. Het zijn vragen die opkomen aan de hand van het programma van dit zaterdagmatinee waarin het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de Engelse dirigent Edward Gardner muziek speelt van Leoš Janáček, Béla Bartók en Witold Lutoslawski.
Midden Europa is niets bespaard gebleven in de vorige eeuw, zoveel is wel zeker. Zowel de eerste als de tweede wereldoorlog heeft hier een allesbepalende invloed gehad op de samenleving. Zo raakten complete volkeren op drift en wisselden sommige steden in een eeuw tijd meerdere keren van land. Geen wonder dat deze gebeurtenissen de componisten die dit meemaakten beïnvloedden. En soms op heel directe wijze. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Janáček’s ‘Taras Bulba’. Janáček hoopte, net als velen met hem aan het begin van de twintigste eeuw, dat de Russen de geknechte Slavische volkeren zouden bevrijden uit de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. ‘Taras Bulba’, een nationalistische novelle van Nikolaj Gogol paste dan ook prima in Janáček’s streven. Bulba streed een paar eeuwen eerder heroïsch voor de vrijheid van Oekraïne tijdens de Poolse overheersing en offerde daarvoor zelfs zijn zoon op die overliep naar de vijand, nota bene voor een vrouw. De muziek van Janáček is ernaar, voorzien van de nodige dramatiek en heroïsche klanken, duidelijk nog wortelend in de romantiek en voorzien van elementen uit de volksmuziek. Met zijn allure en grootse lijnen past dit stuk helemaal in de tijd, Janáček schreef het tijdens de eerste wereldoorlog, en het opkomend Tsjechisch nationalisme.
In Bartóks eerste pianoconcert is de invloed van de actualiteit veel lastiger aan te wijzen, wat geenszins betekent dat die niet van invloed was. Zijn geboortedorp Nagyszentmiklós lag na de eerste wereldoorlog ineens in Roemenië en zijn moeder, die in Pozsony woonde, zag de naam van de stad veranderen in Bratislava en haar land in Tsjecho-Slowakije, voor even. Maar wellicht nog belangrijker, de muzikale vernieuwing waaraan Bartók voor die catastrofe had bijgedragen, was nu ineens hopeloos gedateerd. Dat het eerste pianoconcert uit 1926 dan ook anders klinkt dan Bartóks eerdere muziek mag dan ook niet verbazen. De invloed van volksmuziek, waar hij bekend mee was geworden, is er nog steeds, maar nu op een veel indirectere wijze. Maar dit stuk klinkt tevens verontrustend. Alleen al dat begin met die paukenslagen, die opzwepende blazersklanken en dat percussieve pianospel. Horen we hier deze hectische tijd in terug? Die puntige, soms zelfs dwingende ritmiek geeft het stuk in ieder geval iets onontkoombaars. Ronduit modern is Bartók in het ‘Andante’. Hier klinken vrijwel alleen maar de piano en het slagwerk, duidelijk in elkaars verlengde liggend. Slechts op momenten horen we de blazers, met als hoogtepunt die klarinet tegen het einde van dit deel. De strijkers ontbreken hier volledig. Het moderne karakter van dit pianoconcert komt in deze uitvoering, met de Franse pianist Jean-Effram Bavouzet achter de toetsen bijzonder goed tot uiting. Met veel overtuigingskracht en flair geeft hij gestalte aan de zeer percussieve, indringende pianopartij, uitstekend ondersteund door een strak dirigerende Gardner, die vandaag zijn debuut maakt tijdens het Zaterdagmatinee.
De derde symfonie van de Poolse componist Lutoslawski ontstond eveneens op een belangrijk moment in de geschiedenis. In 1983 was Polen in een staat van alertheid na de acties van vakbondsleider Lech Wałęsa en zijn vakbond Solidarność. Is deze symfonie hierdoor beïnvloed? Joep Christenhusz staat in het programmaboekje terecht stil bij deze vraag. Lutoslawski zelf heeft die verbinding in ieder geval nooit gelegd en het enige dat hij over het stuk zegt, handelt over de technische aspecten. Maar toch, de techniek die de componist hier hanteert is gemakkelijk uit te leggen als een omfloerst commentaar. Lutoslawksi maakt hier namelijk gebruik van een vorm van wat je improvisatie zou kunnen noemen. Op diverse momenten tijdens deze symfonie krijgen de musici de gelegenheid om hun partij naar eigen inzicht te herhalen, in een zelf gekozen tempo. Tot de dirigent de teugels weer aantrekt en het orkest een andere richting in loodst. Dit gegeven levert bijzonder contrasten op in dit stuk, waarbij diffuse klankwolken worden afgewisseld met strak geleidde passages. En ja, je kunt je afvragen, zoals Christenhusz ook doet, of dit nu toeval is of dat de componist hiermee een statement wilde afgeven. Deze symfonie als een soort van allegorie voor de politieke situatie in Polen van dat moment. Het is een leuk gedachtenspel. Voor het beleven van deze wonderlijke muziek is het niet echt van belang. Deze symfonie is hoe dan ook een zeer bijzondere en levert met die spanning tussen de diverse klankwerelden een wonderlijke luisterervaring, mede dankzij het uitstekende spel van het orkest en de prachtige wijze waarop Gardner het orkest door deze partituur loodst. Timing is hier, zo is overduidelijk te zien en te horen, allesbepalend. En daar ontbreekt het deze Noor geenszins aan.
Net als alle uitvoeringen in het kader van het Zaterdagmatinee is ook dit concert via internet te beluisteren.