Erik Bergman – Choral Works (CD Recensie)

Erik Bergman, die leefde van 1911 tot 2006 wordt gezien als de belangrijkste Finse componist van de moderne tijd. Hij was één van de eerste Finse componisten die experimenteerde met het twaalftoonssysteem en met seriële muziek en in zijn lange carrière heeft hij een belangrijk aandeel geleverd aan de Finse muzikale canon. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat daarbij uit muziek voor koor, debet daaraan is zonder twijfel het feit dat hij lange tijd als koordirigent actief is geweest.

Het is dan ook niet meer dan terecht dat het Helsinki Chamber Choir onder leiding van Nils Schweckendiek juist de aandacht vestigt op die koormuziek op een nieuwe uitgave bij BIS Records. Via dit dubbelalbum kunnen we een reis maken door 65 jaar componeren voor koor! Het oudste stuk, ‘Den vän jag älskat haver jag nu mist’ (I have now lost the friend I loved) ging in 1936 in première, het laatste, ‘Välnämöinen’ opus 147, stamt uit 2000. ‘Den vän jag älskat haver jag nu mist’, een kort stuk dat handelt over een liefde die sneuvelt ten gevolge van standsverschil, is gebaseerd op een volksmelodie en past nog duidelijk in de romantische traditie. Dat geldt ook voor Bergman’s eerste eigen compositie ‘Nu är sommarm här’, ofwel ‘Summer is Here’ dat in alles die zomer op het land verklankt en ‘Sommarnatt’, ‘Summer Night’ van een jaar later. Een prachtig, ingetogen compositie. ‘Mitt träd är pinjen’ krijgt als eerste koorcompositie een opus nummer: opus 12, nr. 5. Dat is veelzeggend, het is dus de eerste compositie die Bergman volwaardig acht. In dit stuk vinden we dan ook reeds een aantal kenmerken van zijn muziek terug. In dit ‘My Tree is the Pine’ (in vertaling), gebaseerd op een tekst van Pär Lagerqvist, verklankt Bergman het groeien van de boom in de zang. Hoe hoger de boom, hoe intenser de zang. De ‘Vier liederen voor gemengd koor’, opus 44b zijn eveneens mooie voorbeelden van deze stijl. Vooral in ‘Akvarell’ en ‘Baravers’ zet Bergman de menselijke stem optimaal in om zijn verhaal te vertellen.

In ‘Lamento’ en ‘Burletta’, beiden uit 1957 experimenteert Bergman voor het eerst met moderne technieken. In deze stukken gaat het dan ook niet om de tekst, maar puur om de klank van de stemmen. Vooral ‘Burletta’ is daar een mooi voorbeeld van. Bijzonder is ook ‘Springtime’, opus 60 voor bariton en gemengd koor uit 1966. De bariton fungeert hier als een soort voorzanger, de tekst voordragend. Terwijl het koor hierop reageert met woordloze zang, de bariton als het ware versterkend. En dit alles wordt gebracht met een grote mate van intensiteit. We vinden dit principe, dat wel kenmerkend voor Bergman genoemd kan worden, ook terug in ‘Vestenvinden’ voor gemengd koor en spreker, opus 73a uit 1973. Dit korte stuk, iets dat overigens voor veel stukken van Bergman geldt, is een waar stukje theater waarin de vrouwenstemmen op magistrale wijze de wind verklanken terwijl de spreker, hier Riko Erklundh, zijn rol voordraagt. Een hoogtepunt is zonder meer het uit drie delen bestaande ‘Gudarnas spår’, opus 88, waarin al de hiervoor genoemde kenmerken op magistrale wijze naar voren komen.

Het werken met een solo stem en een aanvullend koor vinden we ook terug in de uit 1991 stammende ‘Petrarca-Suite’, opus 118 dat gebaseerd is op vier sonnetten van de Renaissance dichter en filosoof Francesco Petrarca. Ook hier is het een bariton die de solo tekst zingt en het koor dat de woorden ondersteunt, in twee verschillende partijen, één voor de mannen en één voor de vrouwen. Indrukwekkend is ‘Nein Zur Lebensangst’, opus 120, eveneens uit 1991. Bergman nam voor dit stuk fragmenten uit ‘Lassen Sie der Seele Flügel wachsen’ van de psycholoog Peter Lauster als basis. De teksten laat hij voordragen door een spreker en zingen door het koor in een ingenieus samenspel. Bijzonder is de boodschap die Bergman middels Lauster wil overbrengen. Slechts een paar zinnen:
“Das Glück kann nur empfinden, wer bereit ist,
auch Angst und Trauer zuzulassen, also wer sich
weder nach aussen noch nach innen abkapselt.”
en:
“Wir müssen vergeben, statt zu beschuldigen.
Wir müssen dem Mitmenschen, der sich konform
verhällt, vergeben, aber auch dem Mitmenschen,
der in Verzweifelung um sich schlägt und alle
Normen der Anpassung zu zerstören versucht.”

Zoals hierboven reeds genoemd stamt Bergman’s laatste werk voor koor uit 2000. ‘Välnämöinen’, opus 147, is gebaseerd op runo nr. 41 uit de Kalavala, het Finse nationale epos dat tussen 1835 en 1849 werd samengesteld door de folklorist en arts Elias Lönnrot op basis van mondeling overgeleverde volkspoëzie. Voor ‘Välnämöinen’ gebruikte Bergman niet het Finse origineel, maar de Zweedse vertaling van Lars Huldén. Dit machtige epos, fantastisch gezongen door dit Helsinki Chamber Choir, maar dat geldt voor alles op dit dubbelalbum, vormt een prachtige afsluiting van dit eerbetoon aan Erik Bergman als componist van muziek voor gemengd koor.