Alexander von Zemlinsky – Eine Flörentinische Tragödie / Giacomo Puccini – Gianni Schicchi (Concert Recensie)

Nationale Opera, Amsterdam – 14 november 2017

John Lundgren als Simone en Ausrine Stundyte als Bianca in Eine Florentinische Tragödie – Foto: Matthias Baus

Eeuwen lang hadden ze het voor het zeggen, de hooggeboren lieden met titels en geld. Ze maakten de wetten waar ze zichzelf buiten plaatsten, keken neer op de boeren en de arbeiders en leidden hun levens in oneerlijk vergaarde welstand. Het oude Florence werd er vermaard door. De heerszuchtige De Medici die de stad groot maakten maar vooral zichzelf. Dat ‘Eine Flörentinische Tragödie’ van Alexander von Zemlinsky dat in 1917 in première ging zich juist daar afspeelt, net als ‘Gianni Schicchi’ van Giacomo Puccini dat een jaar later zijn première beleefde, is dan ook geen toeval. En als er één ding is wat beide stukken, die nu samen op de planken staan bij de Nationale Opera, met elkaar verbindt, dan is het wel dat het grootkapitaal, hoe machtig ogenschijnlijk ook, op verrassende wijze het onderspit delft.

In Zemlinsky’s ‘Eine Flörentinische Tragödie’ dat hij baseerde op een stuk van Oscar Wilde is de klap het hardst. Guido Bardi, de zoon van de hertog is zo’n parvenu die denkt dat de hele wereld van hem is louter gebaseerd op zijn afkomst. Bianca, de vrouw van koopman Simone weet hij te verleiden, we zien ze in wellustige verstrengeling tijdens de ouverture. Bardi schaamt zich op geen enkele wijze als Simone thuis komt en hem als bezoeker aantreft. Waarom zou hij ook? Hij kan immers doen wat hij wil. Maar Simone is niet het schaap waar Bardi hem voor houdt, het schaap dat zich gewillig naar de slachtbank laat leiden. Bardi denkt een spel te spelen met Simone, maar in werkelijkheid is het andersom. Als Bardi aan het eind van de eenakter gewurgd op het podium ligt, blijkt dat de tragedie ook een goede kant heeft: Simone’s gedrag imponeert Bianca terwijl Simone op zijn beurt, kijkend naar zijn vouw door Bardi’s ogen, ineens weer haar schoonheid ziet. Zemlinsky geeft dit kat en muis spel tussen Bardi en Simone op grandioze wijze weer. Muzikaal ontvouwt hij het drama op zeer geleidelijke, maar onontkoombare wijze. Je voelt reeds halverwege dat het verkeerd gaat aflopen. De spanning is om te snijden en wordt door het Nederlands Philharmonisch Orkest onder leiding van Marc Albrecht schitterend verklankt.
Een sleutelscène is deze:
“Ist dem so? Ist die ganze mächtige
Welt im dieses Zimmers Umfang eingeengt…
…und hat drei Seelen als Bewohner nur?
So sei der durft’gen Raum…
…jetzt eine Weltenbühne,
wo Herrscher fall’n
…und unser tatlos
Leben der Einsatz wird um den Gott spielt.”

Foto: Clärchen & Matthias Baus

Direct is duidelijk waarom regisseur Jan Philipp Gloger voor dat aparte decor koos. Een gigantische plaat waar de drie figuren zich op bevinden en dat continu draait en op en neer gaat. Alsof de hoofdpersonen zich op een vlot bevinden, heen en weer geslingerd op de golven van het drama.
Puccini schreef ‘Gianni Schicci’ in eerste instantie als onderdeel van een trilogie: ‘Il Trittico’ van korte opera’s. ‘Il Tabarro’ en ‘Suor Angelica’ de twee andere delen zijn in de loop der tijd echte steeds minder populair geworden, vandaar dat we ‘Gianni Schicci’ meestal in andere settingen, zoals hier met ‘Eine Flörentinische Tragödie’ tegenkomen. Het is een goede combi want de opera’s zijn op een bepaalde manier elkaars spiegelbeeld. In ‘Gianni Schicci’ een komedie, draait het eveneens om de hebzucht en de ongebreidelde hoogmoed van de adel. Buoso Donati is overleden en heeft tot grote schrik van de gehele familie alles nagelaten aan het klooster! Dat kan natuurlijk niet. Neef Rinuccio weet raad. Zijn aanstaande schoonvader kan hen helpen. Er is alleen één probleem: deze Gianni Schicci is van boerenafkomst. Maar goed, nood breekt wet en inderdaad deze man komt met een idee. Aangezien niemand weet dat de oude Donati dood is, wil hij zich wel vermommen en in de rol van de oude Donati de notaris de erfenis laten herzien. En dan begint natuurlijk het gedonder, een hoogtepunt uit de opera: wie krijgt wat. Het is heerlijk gênant om te zien in welke bochten de diverse familieleden zich wringen om Gianni te overreden om toch vooral aan hun te denken. Gianni Schicci laat het zich allemaal aanleunen en meldt, in de rol van de oude Donati, aan de notaris dat hij een groot deel van zijn bezit overmaakt aan zijn dierbare vriend, u raadt het al, Gianni Schicci. Zo de erfenis voor zijn dochter en zijn schoonzoon, Rinuccio veilig stellend.

Foto: Clärchen & Matthias Baus

Waar Zemlinsky het drama kiest, kiest Puccini de humor. Waar Zemlinsky’s muziek je naar een huiveringwekkende climax voert, je gaandeweg steeds verder de duisternis in trekt, ademt die van Puccini de zon en het licht dat door de grote ramen van het stadspaleis valt. Waar bij Zemlinsky het draait om die drie mensen – tot elkaar veroordeeld, is bij Puccini de kamer vol mensen die als in een circus over elkaar heen buitelen. De enige uitzondering is de aria ‘O mio babbino caro’, gezongen door Lauretta, Gianni Schicchi’s dochter, waarin ze haar vader overreed om de parvenu’s te helpen. Het is het beroemdste moment in de opera en Mariangela Sicilia laat samen met het orkest weer eens horen waar die roem op gebaseerd is.
Ook voor de verdere cast in deze twee eenakters niets dan lof. John Lundgren zet een fantastische Simone neer en Massimo Cavalletti is Gianni Schicchi en ook de andere rollen krijgen de vereiste lading in deze twee prachtige stukken.