STUK, Leuven – 21 oktober 2017
In het avondprogramma op de tweede dag van het Transit Festival staan twee voorstellingen die beiden te leiden hebben van wat we gerust het ‘nieuwe kleren van de keizer syndroom’ kunnen noemen. Het optreden van Yarn/Wire en de ‘Pornopera’ van componiste Huba de Graaff suggereren bijzonder veel, maar blijken uiteindelijk de spreekwoordelijke keizer die liever uit de buurt blijft van het kind dat wel eens de werkelijkheid zou kunnen gaan onthullen.
Waar Yarn/Wire, het met veel ophef aangekondigde, uit New York afkomstige ensemble aan leidt is hun vreemde keuze voor stukken. Over de vraag of deze vier musici hun vak verstaan, behoeven we het niet lang te hebben. Dat blijkt overduidelijk. Maar daar zit tegelijkertijd iets pijnlijks aan. De enorme toewijding waarmee zij zich over deze onvolkomen composities buigen, maakt het probleem alleen nog maar groter. Het is de spreekwoordelijke vlag over die schuit met modder. De composities van Aaron Einbond, Ann Cleare en Thomas Meadowcroft leunen allemaal zeer zwaar op onorthodoxe vormen van percussie en de klanken die daarmee voortgebracht kunnen worden. Allemaal heel bijzonder en hun composities bevatten stuk voor stuk mooie momenten. Maar daarmee heb je nog geen sterke composities. Het blijft los zand. En daarnaast duren ze stuk voor stuk veel te lang. Na ongeveer een derde wordt het al stom vervelend. De nieuwe compositie van Jasper Vanpaemel, ‘The Wire’ klinkt wat dat betreft een stuk beter. Ook hij schreef een stuk voor percussie, het lijkt soms wel een op hol geslagen drumcomputer, maar zijn stuk kent meer samenhang. Een leuke vondst is daarbij om de musici achter een hangend doek te plaatsen en hun schaduwen te projecteren op het ritme van de muziek. Maar ook Vanpaemel slaagt er niet geheel in om te overtuigen. Daarvoor is zijn muzikale materiaal te gering.
De ‘Pornopera’ van Huba de Graaff, die in mei 2015 tijdens de Rotterdamse Operadagen in Rotterdam in première ging, is onlangs door haar fors aangepast. Het verhaal is verdwenen, het gekreun is gebleven. De grote vraag is: is dit een persiflage op de wereld van de porno of is het een ode aan de vrouwelijke seksualiteit? Maakt dat uit? Ja dat maakt uit. Want als persiflage is het redelijk geslaagd. Het gekreun, gepaard gaand met het obligate ‘Oh my God’ eindigend in een overweldigend orgasme verwijst inderdaad naar de pornofilm en het beeld dat mannen hebben van vrouwelijke seksualiteit, want laten we dat laatste vooral niet vergeten. De titel ‘Pornopera’ is daarbij dan redelijk gekozen, al is dit natuurlijk verre van een opera. Als De Graaff dit stuk echter serieus heeft bedoeld, als het veeleer een ode moet zijn aan de vrouwelijke seksualiteit, is de titel echter volstrekt onzinnig en zelfs misplaatst. Porno is immers helemaal niet gericht op de vrouwelijke seksualiteit en de term ‘Pornopera’ slaat dan ook de plank volledig mis. In plaats de aandacht te vestigen op vrouwelijke seksualiteit, iets wat in alle opzichten een interessante keuze is, degradeer je dit juist. Maar de titel slaat ook op een andere wijze de plank mis. Porno heeft een duidelijke functie: het windt op. Ergens anders is het niet geschikt voor. Opwinding is het enige bestaansrecht. Maar deze opera doet een hoop, maar opwinden doet hij niet. Het gekreun, overigens fantastisch gedaan door Soetkin Demey, windt op geen enkele manier op. Deze hele opera is wat mij betreft dan ook vooral een gemiste kans. En ja, het is reeds in meer recensies genoemd en ik sluit me er bij aan: het duurt veel, maar dan ook veel te lang. Waardoor het geheel uitermate slaapverwekkend wordt en net iets te veel op de lachspieren werkt.