STUK, Leuven – 20 oktober 2017
Het Transit Festival in Leuven,onderdeel van Festival 20/21 vormt zonder meer één van de hoogtepunten in een jaar hedendaags gecomponeerde muziek. Ook dit jaar weer met tien wereldpremières, of zoals ze het in Vlaanderen zo mooi zeggen wereldcreaties en verder nagenoeg alleen maar muziek die in deze nog korte eeuw is gecomponeerd. En, laten we dat vooral niet vergeten, met een keur aan internationaal bekende ensembles die al dit moois ten gehore brengen. In zijn inleiding tot het openingsconcert wijst artistiek directeur Maarten Beirens ons op wat een rode draad te noemen is. Steeds meer componisten zoeken het grensvlak op van muziek, performance en multimedia.
Het openingsconcert, zo meldt Beirens ook terecht, is wat dat betreft nog redelijk conventioneel. Het Antwerpse HERMESensemble speelt vier stukken op de ons bekende instrumenten, gedirigeerd door Ed Spanjaard. Dat de gespeelde muziek daarbij lang niet altijd meer conventioneel is, zal u waarschijnlijk niet verbazen. Zo start het ensemble met ‘Defiining’ van de Italiaanse componist Tiziano Manca. Manca’s muzikale taal is op het eerste gezicht weliswaar redelijk conventioneel, zijn melodisch materiaal associëren we immers gemakkelijk met de grote meesters van weleer. Echter, hij werkt met louter fragmenten, van elkaar gescheiden door stiltes. Alsof er stukken uit de compositie geknipt zijn, alsof er hiaten in de melodie zitten. Het levert een vervreemdende ervaring op.
De wereldpremière in dit concert komt van de Vlaamse componist Bart Vanhecke die met ‘Pour que la nuit finisse’ een stuk schreef voor sopraan en ensemble. Vanhecke heeft een sterke fascinatie met de Franse dichters uit de jaren ’20 van de vorige eeuw, waaronder die uit het surrealisme. Allereerst spreekt hem daarbij de Franse taal aan die gezongen uitstekend past bij zijn muziek. Maar ook het surrealisme, in de zin van een soort van droomwereld naast de fysieke wereld spreekt hem aan, een functie die muziek immers prima kan vervullen. In ‘Pour que la nuit finesse’ horen we dit streven zeker terug. Vanhecke creëert een rijke klankwereld met duistere en verontrustende elementen als in een droom. Op sommige momenten is er daarbij ook zeker sprake van een flinke dosis dramatiek die bij het surrealistische gedicht, ‘Les buissons blancs’ van Pierre Reverdy, zeker niet misstaat. De zang van Els Mondelaers valt hier prachtig samen met de klank van het ensemble. Een hoogtepunt vormt de solo op basklarinet, hier gespeeld door Peter Merckx. Indrukwekkend melodisch op een zeer verfijnde manier geeft hij deze passage gestalte.
Van de eind 2015 overleden Luc Brewaeys, die geldt als één van de belangrijkste Vlaamse componisten van de vorige eeuw, klinkt het laatste werk dat hij schreef in de reprise. ‘Eppur si muove’ heet het stuk naar de woorden die Galileo Galiliei schijnt te hebben gemompeld na zijn buiging voor de kerk: “En toch beweegt ze”. Bij Brewaeys gaat het daarbij echter niet om de aarde maar om de muziek die daarop klinkt. Zijn muziek, die inderdaad altijd in beweging is. Het begin en het einde zijn weliswaar rustige passages van een grote poëtische klankrijkdom, het middendeel klinkt ritmisch en zeer energetisch, met ritmische strijkersbewegingen en opmerkelijk flitsend fluitspel, hier van Karin de Fleyt. Het geheel krijgt daarmee onmiskenbaar een speels element.
Dat geldt in overtreffende trap voor de ‘Ballata nr.5’ uit 2015 van de eveneens uit Italië afkomstige Francesco Filidei die de toevoeging ‘Carnevale’ meekreeg. En dat is dan ook wat we krijgen na een ietwat surrealistisch begin waarin de sfeer nog subtiel is maar die tevens een zekere onrust in zich bergt. Die zinderende fase vlak voordat het onweer losbarst. Mooi hier is het trompetspel van de solist Jeroen Berwaerts, want dit ‘Ballata’ is een soort van trompetconcert. Hij speelt hier zonder mondstuk een schril en repeterend soort van melodietje dat aansluitend telkens wordt opgepakt door de trompettist van het ensemble Frankie Dekuyffer. Na die inleiding begint het spektakel, krijgt het ensemble iets van een fanfare, of beter nog een carnavalsorkest met de daarbij behorende, zwaar op de volksmuziek leunende melodieën. Of je in een film van Federico Fellini bent beland. Met humor, veel vaart en een grote mate van flair werkt het HERMESensemble zich door de partituur. De leden vinden het duidelijk leuk! En het mag gezegd, Filidei schreef met dit stuk de perfecte afsluiting van een openingsconcert.