Drie stukken telt de bij Wergo verschenen Cd ‘Unanswered Love’. Drie stukken die met elkaar gemeen hebben dat ze gezongen worden door de sopraan Juliane Banse. Twee van de stukken ‘Die Gedichte der Sappho’ van Aribert Reimann en ‘Aria/Ariadne’ van Wolfgang Rihm werden daarbij speciaal voor haar geschreven. Voor het uit 1957 daterende ‘Nachtstücke und Arien’ van Hans Werner Henze geldt dat niet, Banse was toen niet eens geboren, maar ook met deze componist had zij een vriendschappelijke band.
Juliane Banse, afkomstig uit het zuiden van Duitsland en opgegroeid in Zürich is een veelzijdige sopraan, die de klassieke operarollen op haar repertoire heeft staan maar het moderne werk niet uit de weg gaat. Zo zong zij rollen in Henze’s opera ‘L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe’ en Heinz Holliger’s ‘Schneewittchen’. Maar ook haar concertrepertoire is verrassend veelzijdig en loopt van de achtste symfonie van Gustav Mahler tot hedendaags, waarvan dit album een voorbeeld is.
Voor ‘Die Gedichte der Sappho’ baseerde Aribert Reimann zich, zoals de titel natuurlijk reeds aangeeft op de gedichten van de in de zevende eeuw voor Christus levende Griekse dichteres. Veel is er niet overgeleverd en over haar leven weten we nog minder. Maar goed, Reimann koos in ieder geval drie van die gedichten uit die hij voor Banse en negen instrumenten, onder de titel ‘Drei Lieder der Sappho’ op muziek zette als een driedelige cyclus. Banse begint solo, waarin ze Aphrodite aanroept, waarna eerst een viool zich erbij voegt, in dezelfde ijselijk hoge toon en later de overige instrumenten. Een dialoog is dit, tussen Sappho en Aphrodite waarbij Sappho eindigt met de smeekbede: “Lass mich im Sturm der Liebe nicht allein.” In het tweede gedicht glipt het duister en de rusteloosheid naar binnen, Reiman gebruikt hiervoor met name de drie blaasinstrumenten, Engelse hoorn, fagot en contrafagot. Vooral met die twee laatsten weet hij de genoemde emoties perfect te verklanken. In het derde voert hij dit nog verder door. Centraal staat Sappho’s uitroep: “Die Zeit verrinnt, niemand wird kommen. Einsam bin ich, schlafe allein.” Banse klinkt hier verstild en ingetogen, minimaal begeleid. Iets dat trouwens voor het gehele stuk geldt. Reimann schreef primair een stuk voor sopraan en Banse weet er prima raad mee.
in ‘Nachtstücke und Arien’ van Hans Werner Henze wordt de centrale rol gespeeld door het orkest, hier de Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern. Allereerst in de drie Nachtstücke die de beide Aria’s als het ware omlijsten. De muziek klinkt als de nacht, op een bijna romantisch duistere wijze. Dit was muziek die eigenlijk al niet meer kon in 1957, maar zoals bekend heeft Henze zich daar nooit veel van aangetrokken. De twee Aria’s baseerde hij op gedichten van Ingeborg Bachmann, die ook de libretto’s schreef van zijn opera’s ‘Der Prinz von Homburg’ en ‘Der Junge Lord’. We horen Banse hier in een redelijk dramatische partij. Het stuk beluisterend kunnen we niet anders stellen dan dat Henze met dit ‘Nachtstücke und Arien’ een zeer muzikaal en enerverend stuk creëerde.
Voor ‘Aria/Ariadne’ uit 2001 koos Wolfgang Rihm stukken uit ‘Klage der Ariadne’ een deel van de ‘Dionysos-Dithyramben’ van Friedrich Nietzsche. In dit stuk bereikt Rihm een opmerkelijke synthese tussen orkest en zang. De klanken vallen regelmatig op prachtige wijze samen. Ook Rihm liet zich bij het componeren van dit stuk overigens geenszins door conventies belemmeren. Hij presenteert ons een grote variëteit aan muzikale uitingsvormen en klankkleur en weet ook menigmaal middels de dynamiek te verrassen. Fluisterzachte passages worden afgewisseld met explosieve muzikale momenten. Banse beweegt zich hier soepel doorheen. Dit stuk en de stukken van Reimann en Henze zijn haar op het lijf geschreven.