Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 30 september 2017
Twee premières vandaag als onderdeel van dit zaterdagmatinee. Twee premieres ook van componisten die hun sporen inmiddels verdiend hebben binnen de hedendaagse gecomponeerde muziek.
Van Pascal Dusapin beleeft ‘At Swim-Two-Birds’ zijn wereldpremière en van Thomas Larcher horen we zijn uit 2016 stammende tweede symfonie voor de eerste keer in Nederland. Het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz zet ook dit keer weer de standaard met deze twee stukken, die van elkaar verschillen als dag en nacht. Maar ze hebben ook iets met elkaar gemeen, iets dat ze delen met Györgi Ligeti, van wie hier de kassieker ‘Lontano’ uit 1967 klinkt en dat is dat ze zich nooit hebben willen conformeren aan het serialisme waarin melodie en ritme geen rol meer spelen. Waar Ligeti en Dusapin zich met name op klank richten, brengt Larcher onbeschaamd de melodie terug in de klassieke muziek.
Dusapin kwam hier onlangs uitgebreid voorbij middels twee cd’s met kamermuziek voor kleine bezetting. We omschreven hem als iemand die bruggen slaat. Tussen westerse muziekstijlen onderling, maar ook tussen de westerse muziek en de oosterse. Ook in dit nieuwe concert voor viool en cello, ‘At Swim-Two-Birds’ is dat duidelijk het geval. Dusapin haalde voor zijn stuk inspiratie uit de gelijknamige experimentele roman van de Ierse schrijver Flann O’Brien (dat in het Nederlands door Bob den Uyl is vertaald onder de titel ‘Op Twee-Vogel-Wad’). Naar eigen zeggen werd Dusapin vooral getroffen door “de manier waarop het door de denkbeeldige hoofdpersoon geschreven verhaal verstrengeld raakt met het echter verhaal van de auteur.” Tevens sprak het gegeven van de twee vogels hem aan, naar analogie van de twee hoofdpersonen in het concert. Het is een opvallend transparant en kleurrijk stuk geworden, vol heldere klanken als sprankelend water waarin de beide solisten, violiste Viktoria Mullova en cellist Matthew Barley opvallend veel ruimte krijgen. Hun stemmen zijn door het hele concert heen zeer duidelijk te horen, regelmatig tegen een fluisterzacht spelend orkest. En vol prachtige momenten, zoals wanneer de klank van de viool wordt versterkt met de hoge noten van de piccolo, gemaakt om zich door de ruimte te verplaatsen. Of de ritmische passage aan het eind van het eerste deel waarin we die invloed van niet westerse muziek duidelijk terughoren. Of het einde van het tweede deel waarin Dusapin de klanken langzaam laat uitdoven. Dusapin heeft met dit stuk een nieuw meesterwerk toegevoegd aan zijn oeuvre, zoveel is wel zeker.
De tweede symfonie van Larcher is zo ongeveer het tegenovergestelde van Dusapin’s ‘At Swim-Two-Birds’. Zo fragiel, transparant en licht als dit concert klinkt, zo groots, dramatisch en imposant klinkt Larcher’s tweede symfonie. De vergelijking met de grote symfonieën uit de late romantiek, met die van Mahler voorop, dringt zich dan ook ontegenzeggelijk op. Niet alleen heeft Larcher bewust voor de vorm in de vier klassieke delen gekozen, ook in zijn muzikale taal refereert hij overduidelijk aan zijn roemruchte voorgangers en vermengt hij op boeiende wijze traditie met moderniteit. Een zekere theatraliteit is hem daarbij niet vreemd. Een mooi voorbeeld is het slot van het tweede deel, het ‘Adagio’ dat zo uit een symfonie van Mahler lijkt te zijn gewandeld. Maar het is niet alleen theater. Larcher gaf zijn stuk de bijnaam ‘Kenotaph’, het Griekse woord voor een leeg graf. Of zoals Larcher het uitdrukt een graf voor ‘verloren en vergeten zielen’, waarmee hij doelt op de duizenden mensen die er inmiddels zijn verdronken in de Middellandse Zee op zoek naar een beter leven in het westen. En wat de politiek en dus ook ons niet echt lijkt te deren. Alles wel, zo lang ze maar niet hier naar toe komen. En ondanks dat Larcher aangeeft geen programmatisch stuk te hebben willen schrijven en verwijzingen naar dit humanitaire drama in de partituur ontbreken, horen we de tragedie in de muziek wel degelijk terug. Huiveringwekkend zijn de donkere tonen van het orkest in het eerste deel, ‘Fast’, slechts doorklieft door enkele hoge noten op de piano waarna het orkest aanzwelt tot een oorverdovende climax. In het ‘Adagio’ horen we de zee als vijand, als oorzaak van de verdrinkingsdood. De strijkers en het zware koper in een zinderend duister klankspel. Die dramatiek kenmerkt ook het ‘Scherzo’. Het orkest gaat hier als een nietsontziende wervelwind te keer in een overweldigende, ritmische passage. Inbeukend op ons gevoel. Ook het slotdeel, dat ingetogen begint, mondt uit in een ware maalstroom van klanken. Tot helemaal op het einde de berusting van het begin terug keert, ons in verwarring achterlatend.
Het concert is zoals gewoonlijk terug te luisteren via Radio 4.