Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam –21 september 2017
Het Collectief, één van de top ensembles voor hedendaags gecomponeerde muziek die België rijk is, treedt vanavond in het Muziekgebouw aan ’t IJ aan met twee van de grondleggers van de hedendaagse muziek: Alban Berg en Arnold Schönberg. Samen met Anton Webern schudden zij de Weense muziekwereld aan het begin van de twintigste eeuw danig door elkaar. Ze gingen als de Tweede Weense school de geschiedenis in. Dit programma, met vooral de muziek van Schönberg, maakt goed duidelijk hoe groot de schok geweest moet zijn.
Maar we beginnen met de ‘Vier Stücke’, opus 5 van Alban Berg. Hij schreef ze in 1913, na 6 jaar – van 1904 tot 1910 – bij Schönberg gestudeerd te hebben. In 1913 had hij zijn eigen stijl gevonden, zo sterk zelfs dat Schönberg die vier kleine stukken voor klarinet en piano maar niets vond. Ze waren waardeloos en insignificant, volgens Schönberg. Berg hield echter voet bij stuk en zag ze in 1919 in première gaan, nota bene in een door Schönberg georganiseerd concert. Het viel uiteindelijk dus nog wel mee met diens weerzin. En terecht, want als geen ander weet Berg in deze miniaturen een complete muzikale wereld te creëren. Binnen die stukken, hoe kort ze ook zijn, komt alles voorbij. Afgewogen, verstilde passages, waarin iedere noot telt, worden afgewisseld met dramatische, spanningsvolle momenten. Grillig en onverwachts zijn de overgangen, meeslepend de compositie in totaal. Klarinettist Julien Hervé en pianist Thomas Dieltjens verzorgen een intense en zeer puntige uitvoering van dit lastige, sterk verdichte stuk.
In 1899 stond Schönberg aan het begin van een muzikale carrière die hem beroemd en berucht zou maken. Hij was 25 jaar en zette met ‘Verklärte Nacht’ de eerste stappen naar wat uiteindelijk zou uitmonden in de twaalftoonstechniek. Het stuk is baanbrekend op twee manieren. Ten eerste inhoudelijk. Schönberg baseerde zijn sextet, dat hier klinkt in de versie voor pianotrio die Eduard Steuermann in de jaren ’20 maakte, op het gelijknamige gedicht van Richard Dehmel. En dat gedicht werd niet door iedereen bijzonder geapprecieerd. Het handelt namelijk over een vrouw die een kind verwacht, maar niet van de man waar ze op dat moment mee samen is. En dat in het Wenen van eind negentiende eeuw, zo ongeveer de meest conservatieve maatschappij denkbaar! En dan kiest Schönberg er ook nog eens voor om alle tegenstrijdige gevoelens waar die vrouw mee worstelt als schaamte, schuld, liefde, trots en verwardheid te verklanken. Ruim baan geeft hij aan die emoties en gevoelens van onrust, aan die dramatiek en de duisternis, maar ook aan de trots en de vreugde. Schaamteloos intens, zo intens dat je er bijna bang van wordt.
In ‘Pierrot Lunaire’ uit 1912 gaat Schönberg nog een paar stappen verder. Ook dit stuk is gebaseerd op gedichten: 21 van de 50 gedichten die de cyclus ‘Pierrot Lunaire’ van Albert Giraud beslaat. Maar daar waar Schönberg in ‘Verklärte Nacht’ het gedicht van Dehmel louter als inspiratie voor de muziek gebruikt, verweeft hij hier ook de teksten in zijn stuk. Het stuk ontstond in opdracht van de actrice Albertine Zehme als basis voor een cabaretvoorstelling. De tekst wordt dan ook niet gezongen maar gesproken, maar dan wel op muziek. We noemen dit Sprechgesang. Die gedichten van Giraud, die net als dat van Dehmel, tegen de conservatieve moraal ingingen, zette Schönberg op wonderbaarlijke wijze op muziek. Het zijn 21 korte stukjes – ieder in 3 strofen verdeeld, het totaal duurt nog geen drie kwartier, waarin Schönberg alles uit de kast trekt om zijn verhaal te vertellen. De stem is leidend en de muziek beweegt mee. Verklankt de wetenswaardigheden en gevoelens van Pierrot in een voor die tijd ongehoorde muzikale taal vol onverwachte wendingen, muzikale kleuren en stemmingen.
Dit stuk spelen moet een enorme opgave zijn. Maar Het Collectief, hier onder leiding van Reinbert de Leeuw doorstaat de proef met glans. Evenals Marianne Pousseur die als actrice Pierrot voor haar rekening neemt en het cabareteske van het stuk prima weet te vangen. Een mooie toevoeging is de projectie van de tekst door Klaas Verpoest die niet alleen oog heeft voor de tekst maar ook voor typografie en zo een extra kunstwerk creëert dat een nieuwe dimensie toevoegt. Zijn vormgeving roept de herinneringen op aan die Vlaamse tijdgenoot van Schönberg, Paul van Ostaijen, wiens gedichten als ‘Bezette Stad’ eveneens een feest voor het oog waren.