Muntpaleis, Brussel – 13 september 2017
Twee jaar is het Brusselse operatheater De Munt gesloten geweest wegens ingrijpende verbouwingen. De voorstellingen gingen op een noodlocatie weliswaar gewoon door maar misten natuurlijk de grandeur die hoort bij een opera. Maar de nood is geleden en het oorspronkelijke theater is weer geopend. Luister werd het bijgezet met de nieuwe opera, de achtste inmiddels, van de Belgische componist Philippe Boesmans. ‘Pinocchio’ ging op 3 juli van dit jaar in première tijdens het festival van d’Aix-en-Provence en staat nu dus de gehele maand in Brussel.
Wie kent het verhaal van ‘Pinocchio’ niet? Alleen al die neus die gaat groeien als hij liegt, staat ons in het geheugen gegrift. Maar er is meer, veel meer, voor wie de moeite neemt de opera te bekijken en te beluisteren. Het oorspronkelijke verhaal van Carlo Collodi verscheen tussen 1881 en 1883 als feuilleton in een Italiaans kinderblad. Collodi was journalist, schrijver en politiek zeer actief. Hij was een voorvechter voor de Italiaanse eenheid en voor vrij onderwijs voor kinderen. Het komt allemaal terug in dat feuilleton. Pinocchio is een marionet, uit hout gesneden door Geppetto, die tot leven komt. Zijn maker / vader wil dat hij naar school gaat om iets in het leven te bereiken. Dat laatste wil Pinocchio ook wel, maar niet via de omslachtige weg die zijn schepper in gedachten heeft. Pinocchio zoekt, zoals bij de leeftijd past, de gemakkelijke weg. Wel de lusten, maar niet de lasten. Dat die weg natuurlijk dood loopt, ontdekt hij door schade en schande.
Verleidingen genoeg. U kent ze ook, de e-mails die ons € 7.000,- per maand beloven zonder dat we er al te veel voor hoeven ondernemen, de internetloterijen en de mensen die onze hulp nodig hebben om een erfenis uitgekeerd te krijgen. Pinocchio laat zich in ieder geval, naïef, trots en overmoedig als hij is, in de maling nemen. Bijvoorbeeld als twee oplichters hem wijs maken dat hij er goed aan doet zijn geld te begraven in het ‘Veld der Wonderen’: dat geld zal uitgroeien tot een boom waar zeker drie keer zoveel aan zal hangen! Dat veld verricht geen wonderen, Boesmans wel. Hij weet de spanning die het ventje ondergaat zolang hij wacht en de teleurstelling als hij bemerkt dat hij is belazerd, fantastisch te verklanken. En dat doet hij niet alleen hier. Wat helpt is zijn opvatting rondom muziek. Boesmans denkt niet in hokjes maar in wat werkt. En zo krijgen we een enorme diversiteit aan stijlen gepresenteerd. Boesmans muziek refereert aan de klassieken, maar evengoed aan de Italiaanse volksmuziek, aan de jazz, aan de circusmuziek, ja, waar eigenlijk niet aan? En nergens klinkt het geforceerd, nergens vervreemdend. Een vondst is ook de manier waarop de muziek wordt gebracht. Enerzijds door een klein ensemble waarin iedere instrument een solisten rol vervuld waardoor er een grote mate van helderheid heerst en anderzijds door een trio (saxofoon, accordeon, viool) op het podium te laten spelen. Dit trio speelt vooral in de stijl van volksmuziek en jazz, bijvoorbeeld in de scène waarin Pinocchio het cabaret bezoekt.
Voor het libretto, op basis van het oorspronkelijke verhaal, tekende Joël Pommerat, met wie Boesmans in 2014 reeds ‘Au monde’ maakte. Ook nu levert het weer een gelukkige samenwerking op. Vooral de door Pinocchio gebezigde spreektaal getuigt van humor. Een vorm van humor die zich uitstekend verhoudt tot Boesmans’ muziek. Bijzonder is de vorm waarin Pommerat het verhaal heeft gevat. In zijn versie wordt het verhaal verteld door de directeur van een theatergezelschap, een mooie rol van Stéphane Degout. Hij leidt de diverse scenes die gespeeld worden in en voorziet die van commentaar. Op die momenten werkt Boesmans met gesproken tekst, op alle andere met gezongen tekst. Naar analogie van het kleine theatergezelschap, slechts zes mensen, hebben de zangers, zangeressen meerdere rollen (met uitzondering van de sopraan die Pinocchio zingt en de coloratuursopraan die de rol van de fee heeft).
81 is Boesmans inmiddels. ‘Pinocchio’ zou daarmee wel eens zijn laatste opera kunnen zijn. Een meesterwerk is het niet geworden, maar dat neemt niet weg dat hij ons twee uur lang uitstekend weet te vermaken. Dankzij de muziek en zeker dankzij de sopraan Chloé Briot, die Pinocchio zeer overtuigend neerzet, zowel als zangeres als actrice. Zij zorgt ervoor dat het dwarse ventje met zijn levensgrote kapsones meer wordt dan een karikatuur. Een mens van vlees en bloed, heen en weer geslingerd tussen verlangens en dus oh zo herkenbaar.
De opera is in de versie zoals opgevoerd tijdens het festival in d’Aix-en-Provence te zien via Arte.