Galerie KuuB, Utrecht – 8 september 2015 – 17:00 uur
Onder de naam ‘Red Velvet’, naar het gelijknamige stuk van de componist Kaveh Vares, opent celliste Maya Fridman haar musician-in-residence bij Gaudeamus voor het seizoen ’17-’18. Deze uit Rusland afkomstige, maar sinds enige jaren in Nederland verblljvende celliste studeerde in 2016 cum laude af aan het Conservatorium van Amsterdam en brengt hier in Galerie KuuB een programma dat vooral opvalt vanwege haar zeer fysieke, sensuele spel. Daarbij heeft ze een gelukkige hand in het kiezen van repertoire.
Repertoire dat met elkaar gemeen heeft dat het en grote mate van impact bezit op de luisteraar door de lyrische kwaliteiten en de poëtische elementen, wat zoals gezegd versterkt wordt door haar overrompelende présence. Zelden zien we iemand zo innig verstrengeld met zijn of haar instrument. Het komt de gespeelde stukken meer dan ten goede. Het delicate en contemplatieve ‘Requien for ‘cello alone’ van de in 2014 overleden Peter Sculthorpe klinkt hier dan ook buitengewoon doorleefd, zowel in de meer naar binnen gerichte momenten als in die momenten waarop er sprake is van bezielde dramatiek. Maar ook Louis Andriesens ‘La Voce’ brengt ze met veel overtuigingskracht. Zowel zoals ze het gedicht van Cesar Pavese brengt als hoe ze de zuidelijke sfeer die het stuk in zich heeft weet te vangen. In deze recital brengt Fridman ook een aantal boeiende nieuwe stukken, waaronder het eerder genoemde ‘Red Velvet’. Vares is geïnteresseerd in lawaai en wat John Cage hier ooit over zie:”waar we ook gaan, we zijn omringd door lawaai. Als we het negeren, vinden we het storend; als we het accepteren, vinden we het fascinerend.” Vares brengt een ode aan dit lawaai door de celliste met een pleister op haar duim eindeloos van boven naar beneden over de snaren te laten roetsjen, intussen met haar andere hand de strijkstok hanterend. Hectisch en betoverend, zeker ook door het gebruik van volksmuziek. Bijzonder is ook ‘The Song of Songs’ van de Japanse componiste Karen Tanaka die in 1987 de Gaudeamus Award won. Het is een stuk voor cello en elektronica, waarbij Fridmann’s lyrische partij zich prachtig verhoudt tot de drone achtige elektronica en de klinkende belletjes. Een stuk met een duister romantische ondergrond. Maya Fridman dus, onthoudt die naam en ga zeker het komend seizoen eens naar haar luisteren. U zult er geen spijt van krijgen.
Museum Speelklok, Utrecht – 8 september 2015 – 18:45 uur
Het in Apeldoorn bivakkerende orkest de ereprijs is een opvallende verschijning in de wereld van de klassieke muziek. Qua bezetting doen ze eerder denken aan een bigband of een fanfare dan aan een klassiek ensemble. Met maar liefst tien blazers en een ritmesectie – maar zonder strijkers, dagen ze hedendaagse componisten op een bijzondere manier uit. Dat doen ze met name ieder jaar in februari tijdens hun ‘Young Composers Meeting’, waarvan de beste inzendingen dan te horen zijn tijdens de daaropvolgende Gaudeamus Muziekweek. Nu zijn dat drie stukken, alle van drie minuten – dat is de eis die wordt gesteld aan de componisten. Verder zijn ze vrij, ze kunnen beschikken over het instrumentarium van het orkest en over de vijf stemmen van de Vocal Federation. ‘Five Broken Pieces’ van de Brit Ryan Probert is daarbij het meest verrassend. Hij verdeelt die drie minuten in zeven, ultrakorte delen: aanzetten tot, vandaar die naam ‘Broken’, daarnaast gaat hij hier in op de clichés die behoren bij een bepaalde vorm. Zo is zijn ‘Song’ dan ook direct mierzoet en over de top.
Het grootste deel van het concert wordt echter in beslag genomen door ‘Distorsion’ een concert voor Hammond Orgel – hier bespeeld door Wilbert Bulsink, van Janco Verduin. Het stuk kent duidelijke ritmische structuren en refereert in zijn taal zowel aan het kerkorgel – de voorloper van de Hammond, als aan de minimal music. Maar zoals de titel reeds weergeeft mag Verduin vooral graag ontregelen en de luisteraar op het verkeerde been zetten. En juist op die momenten is het stuk dan ook het meest interessant. Boeiend is ook de uitvoering van het uit 2012 stammende ‘Boogie Nights’ van jurylid Joe Cutler. Cutler schreef dit stuk voor ‘The Busy Drone’, een dansorgel uit 1920 dat zich nu in het Amsterdamse Orgelpark bevindt (de natuurlijk niet vervoerd kon worden. Gelukkig heeft het museum Speelklok een soortgelijk orgel in de collectie). Cutler maakt in dit stuk optimaal gebruik van de functie van het dansorgel door de taal van de hedendaagse klassieke muziek te vermengen met die van de dansmuziek uit de twintiger jaren. Zo ook hoge en lage cultuur met elkaar vermengend. Ook de titel verwijst hiernaar. ‘Boogie Nights’ is immers ook de titel van een film uit 1997 van Paul Thomas Anderson die handelt over de Amerikaanse porno industrie op een cruciaal moment: de opkomst van de videorecorder. En is er een mooier voorbeeld van lage cultuur dan de porno industrie?
Bekijk hier een eerdere uitvoering van ‘La Voce’ van Louis Andriessen door Maya Fridman: