TivoliVredenburg, Utrecht – 6 september 2015 – 20:15 uur
De Gaudeamus Muziekweek is weer begonnen met een voller programma dan ooit. En met financiële steun van Gemeente Utrecht, de provincie Utrecht, het Fonds Podiumkunsten en een groot aantal sponsoren is het voortbestaan voor de komende jaren weer gegarandeerd. Bijzonder goed nieuws in deze tijd waarin veel initiatieven in de vernieuwende kunsten het meer dan moeilijk hebben. De aftrap van dit feest, dat tot zondag duurt, vond traditiegetrouw plaats in de grote zaal van TivoliVrendenburg. Asko|Schönberg bracht onder leiding van Bas Wiegers een vijftal zeer uiteenlopende stukken, in het laatste – een nieuw werk van Alexander Khubeev, ondersteund door Cappella Amsterdam.
De Amerikaanse Christopher Trapani won in 2007 de Gaudeamus Award en is nu terug als jurylid, samen met Joe Cutler en de Componist des Vaderlands, Mayke Nas. Trapani kwam hier eerder voorbij aan de hand van een uitvoering van zijn ‘Waterlines – Five songs about Storms and Floods’ door het Belgische Ictus Ensemble. Wat toen reeds ter sprake kwam en nu bij de uitvoering van ‘Sparrow Episodes’ – waarmee hij tien jaar geleden de Award won – wederom opvalt is zijn eclectische werkwijze. Trapani, afkomstig uit New Orleans, neemt de (muzikale) geschiedenis mee in zijn muziek die dan ook doortrokken is van de klanken van de zompige delta. Muzikale landschappen met een zuidelijke sfeer waarin liefelijke, poëtische momenten worden afgewisseld met duistere, ontregelende episodes. En bij ‘Sparrow Episodes’ dient zich tevens de vergelijking met Charles Ives aan, Trapani’s landgenoot, die eveneens de volksmuziek een plaats gaf in zijn composities. Ze delen de avontuurlijke, ietwat dwarse aanpak.
De eveneens uit de VS afkomstige Sky Macklay dingt dit jaar mee naar de Award en vanavond klinkt ‘White/Waves’. Als basis voor dit stuk gebruikte Macklay opnames van de zee bij Sunset Beach, North Carolina. Geluid dat ze vervolgens door de mangel haalde: “So I sculpted the waves into filtered bursts, blips, swells and sweeps and put them in dialogue with frenzied instrumental waves and orchestrated new versions of the sculpted white noise.” Het is dus verre van een meditatief stuk, iets wat je wellicht bij de veldopnames zou verwachten, dat Macklay ons hier biedt. Wat we wel krijgen zijn een onmogelijk klinkende piano, strijkers die met hun strijkstok cirkelbewegingen over de snaren maken, een piepende hobo en noise van bij tijd en wijlen symfonische allure. Een intens en spannend stuk dat ons nieuwsgierig maakt naar Macklay’s andere werk.
‘Rimpelingen’ van Jan-Peter de Graaff werd speciaal geschreven voor cellist Hans Woudenberg die na 43(!) jaar afscheid neemt van Asko|Schönberg. Een zeer verrassend en vernieuwend stuk heeft De Graaff niet geschreven, maar het is uitermate geschikt voor het afscheid van Woudenberg. Met zijn Neo Romantische touch en zijn lyrische kwaliteiten zet het dit afscheid beslist luister bij en het stuk biedt in alle opzichten Woudenberg de kans te schitteren, wat hij dan ook volop doet. Mooi is het begin, met een dialoog tussen Woudenberg en collega Quirijn van Regteren Altena op contrabas. Hier horen we voor het eerst de betekenis van de titel: muzikale codes die klinken als kaatsende steentje over glad wateroppervlak, aldus de toelichting. Het ensemble komt er dan nog niet aan de pas. Gaandeweg wel, allengs aanzwellend. Aan het slot beleven we het in omgekeerde volgorde. Woudenberg mag de laatste, niet van melancholie gespeende, noten spelen. Een waardig afscheid.
Werk van Wilbert Bulsink klinkt inmiddels met een zekere regelmaat op de podia en blijkt ook iedere keer weer verrassend. In het uit 2016 stammende ‘Meanwhile, behind, between, etcetera’, eveneens speciaal voor het ensemble geschreven, verkent Bulsink de ruimte tussen de noten. In navolging van roemruchte collega’s als Claude Vivier, Gérard Grisey, Georg Friedrich Haas en Enno Poppe verkent ook Bulsink hier de wereld van de kwarttonen. De titel is wat dat betreft uitstekend gekozen: het gaat Bulsink om datgene wat in ons westerse toonstelsel, dat gebaseerd is op de tonen die een piano kan weergeven, verloren gaat. Juist dat klinkt in het eerste deel middels de strijkers die die noten tussen de noten wel kunnen spelen. Lange, vloeiende lijnen. Tot Bulsink de strijkers laat stoppen en een fase inlast vol muzikale tintelingen, doorbroken door korte stiltes. Het is een verrassende passage vol subtiele nuances en onverwachte klankkleuren. En het is vooral dat wat de muzikale wereld in dit stuk zo interessant maakt.
De Russische componist Alexander Khubeev won in 2015 op overtuigende wijze de Gaudeamus Award met zijn stuk ‘Ghost of Dystopia’, Muzikaal en visueel een alleszins imposant stuk met een dirigent die, naast zijn dirigeren, middels zestien witte draden zelfgebouwde instrumenten in werking zet. Het kenmerkt Khubeev. Aan het gewone heeft hij duidelijk niet genoeg om zijn verhaal te vertellen. Hij rekt de grenzen op, ver op. Het knappe daarbij is echter dat hij het op zo’n manier doet dat het nooit gekunsteld wordt. Continu heb je als luisteraar het gevoel dat het ook niet anders kan dan hoe Khubeev het doet. Dit is gewoon nodig, punt. Ook in zijn nieuwe stuk, ‘The Codex of Thoughtcrimes’ een opdrachtwerk voortvloeiend uit het winnen van de Award, is dit weer het geval. Geen instrument in het ensemble klinkt zoals we het gewend zijn. De snaren van de strijkers zijn geprepareed met plastic linealen, de mondstukken van de blazers zijn vervangen door lokroepen uit de berenjacht en de zangers van Cappella Amsterdam persen hun klanken door het kartonnen hart van een keukenrol, voorzien van gaatjes en zo’n zelfde mondstuk als de blazers gebruiken. Verstaanbaar zijn ze daarbij niet, naar analogie van de titel waarin Khubeev verwijst naar verboden gedachtes. Misdrijven die geen misdrijven zijn, maar door machthebbers wel als zodanig worden gelabeld. Het komt de Russische Khubeev allemaal al te bekend voor Dat Khubeev’s klankuniversum intussen fors afwijkt van wat we gewend zijn, moge inmiddels duidelijk zijn. Het klinkt spannend, opwindend en soms verontrustend. En levert op de nodige momenten associaties met experimentele elektronica en bij schemering in het bos gemaakte veldopnames. Van beiden is echter geen sprake. Het maakt wat hij doet des te knapper.
Bekijk hier een portret van Sky Macklay: