Het Nederlands Kamerkoor bestaat 80 jaar. Reden voor een feest. En aangezien het om de tachtigste verjaardag gaat, vier je dat niet met één avondvullend programma, maar trek je er direct twee dagen voor uit. Eén en ander leidde tot een spraakmakend project:alle 150 Bijbelse psalmen – minimaal 2000 jaar oud en van ongelofelijk grote invloed op onze westerse cultuur – uitvoeren. En feesten doe je niet alleen en zo’n project al helemaal niet, daar nodig je je vrienden bij uit. En dus werden het Det Norske Solistkor, The Tallis Scholars en The Choir Of Trintity Wall Street uitgenodigd om mee te doen.
Al sinds de vroege middeleeuwen gebruiken componisten die 150 psalmen als basis voor hun composities en dat doen ze nog steeds. Die teksten, hoe oud ook, zijn nog onverminderd actueel. Dat is niet verwonderlijk want ze gaan immers over ons diepste wezen en hoe wij ons verhouden tot het leven. De vraagstukken die deze dichters aanroerden zijn eveneens de vraagstukken van onze tijd. Die 150 Psalmen zijn thematisch geclusterd door theoloog Gerard Swüste, in twaalf blokken van ongeveer een uur. En onder de componisten, die deels ook door de koren zijn gekozen, vinden we de grote meesters van de Renaissance polyfonie en de Barok naast die van nu en zelfs een enkele wereldpremière. Dat we ons binnen deze blog tot die laatste groep beperken zal u niet verbazen, wat natuurlijk niets af doet aan de pracht van de werken van weleer. Want dat is wellicht wel het interessantste aan dit project dat we bijvoorbeeld Arvo Pärt horen in Psalm 122 en Giovanni Pierlugi da Palestrina in Psalm 123.
Op deze zaterdagmiddag bijt Det Norske Solistkor, onder leiding van Grete Pedersen en één van Scandinavisch beste koren, het spits af met een programma dat Swüste ‘Levensweg’ heeft genoemd. We zijn in het leven allemaal op bedevaart, zo is ongeveer de strekking. De hedendaagse componisten in dit programma komen weliswaar allen uit het noordelijke deel van Europa, maar de verschillen zijn er eveneens. De Est Pärt is voor ons de bekendste. Een prachtige versie van de 123ste wordt ons deel. Mooi hoe de sopranen als een drone de hoge toon aanhouden terwijl de mannen hierop variëren en ook hier valt weer op hoe mooi Pärts coloriet altijd weer is. Bijzonder is ook de zetting van Psalm 121 door de Noorse componist Fartein Valen uit 1909, oorspronkelijk voor koor en orkest en later bewerkt voor koor en orgel, de versie die hier klinkt. Het is een lang stuk waarin de invloed van de Romantiek nog stevig in doorklinkt. Maar het is tevens een zeer afwisselende compositie, met name door de combinatie van ensemble en solorollen en door de opvallend grote rol van het orgel. Psalm 130, het bekende ‘De Profundis’ klinkt hier van de Zweedse componist Ingvar Lindholm. Als geen ander weet hij de dramatische zinnen, in de Latijnse tekst, vol spanning te verklanken. In de vertaling van Swüste (Uit ‘Altijd hetzelfde lied’): “1. Uit de diepten roep ik jou, jij, mijn machtige, hoor mijn stem. 2. Spits je oren bij het horen van mijn smeekbede.” Bijzonder is ook de wereldpremière van Psalm 129 in de versie van de Estse Evelin Seppar. Het gaat slechts om één zin: “Genoeg hebben ze me het leven zuur gemaakt, toch hebben ze me niet klein gekregen.” Seppar weeft een ingenieus web van donker en licht en maakt een enorme innerlijke kracht los bij dit koor. Een kracht vol nuance en microtonaliteit. De vertolking van dit koor is niet minder dan subliem. Hier wordt iedere noot recht gedaan, met een grenzeloze subitilteit. Stuk voor stuk zijn het momenten waarbij je als luisteraar het gevoel hebt dat het simpelweg niet beter kan.
Bij het concert van het The Choir Of Trintity Wall Street, met Julian Wachner als dirigent, is dat helaas minder het geval. Natuurlijk acteert ook dit koor op een hoog niveau, het zou anders ook simpelweg niet mee doen aan dit programma, maar het mist die bijna ijselijke verfijning die Det Norske Solistkor kenmerkt. Je hebt daardoor toch regelmatig het gevoel dat een uitvoering nog net even beter kan. Het overkomt je bij de grillige versie van Psalm 54 door Charles Ives. Ives is altijd een tonale componist gebleven, maar hij balanceerde wel regelmatig op het randje. Ook in deze Psalm hoor je dat terug. Welluidend kun je zijn versie onmogelijk noemen, spannend wel. Het past bij het thema van dit blok dat draait om machteloosheid en (niet krijgen van) verlossing. Maar dit koor laat wel wat liggen, het kan ongetwijfeld scherper. Dat geldt ook voor Benjamin Britten’s meesterlijke versie van Psalm 70, met die prachtige afwisseling tussen ritmiek en verstilling. Britten betoont zich hier een verhalenverteller pur sang. Maar ook hier blijft het gevoel knagen dat er meer uit gehaald had kunnen worden. Sven-David Sanström nam Psalm 102 ter hand en liet zich inspireren door Henry Purcell. Ook hij heeft maar één regel: “Jij, hoor mijn gebed, laat mijn klacht tot je doordringen!” De versie van Sandström biedt weinig hoop. Is er eigenlijk wel iemand die luistert?
The Tallis Scholars, nog steeds onder leiding van Peter Phillips, hebben hun faam met name te danken aan hun interpretaties van de Renaissance componisten. En ook nu bestaat een groot deel van hun programma uit zestiende-eeuwse componisten, met name Italianen. Met grote precisie en flexibiliteit brengt dit slechts uit tien leden (4 mannen, 6 vrouwen) tellende koor de gekozen composities. Met een gedurfde start, vier vrouwen die Psalm 58 in het door Rome goedgekeurde Gregoriaans zingen en een prachtig hoogtepunt bij Georg Friedrich Händel en zijn welluidende versie van Psalm 9, ‘In the Lord put I my trust’. Het begint allemaal met die solo van de tenor in de voor Händel zo typische Barokstijl, gevolgd door het orgel en het koor. En deze Psalm past bij het thema van dit cluster: Macht en onderdrukking. Waar God dan natuurlijk een antwoord op moet geven. Dat het desondanks reeds sinds eeuwen regelmatig flink uit de hand loopt, doet daar voor gelovigen blijkbaar niets aan af. Maar goed, Händel is dit koor in ieder geval op het lijf geschreven en dat is wat telt. De werken van de twee hedendaagse componisten, Gavin Bryars en Jan van Dijk, zijn dat eveneens. Mede door het feit dat het idioom van beiden niet eens zo heel ver af ligt van die Renaissance componisten. Bryars’ versie van Psalm 141 is een gebed waarin de gelovige God onder andere vraagt: “Incine not my heart to any evil thing, to practice wicked works with men that work iniquity: and let me not eat of their dainties”. Bryars blijft dicht bij die tekst en brengt het geheel met veel gevoel voor de traditie en diep doorleeft. Van Dijk blijft in zijn zetting van de redelijk lange Psalm 109 eveneens dicht bij de, hier Franse, tekst. Maar Van Dijk brengt wel wat meer versiering aan, zijn stijl is zangerig.
Het verdient alle lof, dit project. Zeker in tijden van knellende bezuinigingen. De oproep om toch vooral vriend van het koor te worden is dan ook een noodzakelijke. Evenals de publieke belangstelling. Die was overigens zeer behoorlijk. Heeft u het gemist? In maart volgend jaar volgt de herkansing. De helft van de Psalmen wordt dan uitgevoerd tijdens het Klara Festival in Brussel.