Twintig jaar geleden nam het Juilliard String Quartet alle zeven strijkkwartetten van Paul Hindemith op ter gelegenheid van het feit dat de componist honderd jaar daarvoor werd geboren. Bijzonder aan deze uitgave was dat ook het eerste kwartet hierbij zat, opus 2 dat pas in het 1994 voor het eerst werd uitgegeven. In de jaren 1996, ’97 en ’98 verschenen deze kwartetten over drie losse Cd’s en nu, 20 jaar later brengt Wergo ze wederom uit maar nu als box.
Wat het beluisteren van die strijkkwartetten, waarmee het Juliliard String Quartet tevens in 1998 de prestigieuze Preis Der Deutschen Schallplatten Kritik won, onder andere de moeite waard maakt, is het feit dat ze een belangrijk deel van de carrière van Hindemith bestrijken. De eerste stamt uit 1915, Hindemith studeert dan nog als twintigjarige aan het conservatorium van Frankfurt en de zevende dateert van 1948. Ze zijn tevens bijzonder omdat Hindemith zijn naam en faam niet alleen te danken heeft aan zijn carrière als componist. In de jaren ’20 en ’30 was hij tevens op zeer hoog niveau actief als uitvoerder van kamermuziek, eerst als violist en later als altviolist. Met zijn eigen werk, maar ook met dat van Béla Bartók, Arnold Schönberg en Anton Webern.
Dat eerste kwartet blaakt nog van de jeugdige energie en het eerste deel draagt duidelijk de sporen van Brahms. Bijzonder zijn de ritmische motieven in het ‘Scherzo’ dat terecht als aanwijzing ‘Seht lebhaft’ meekreeg. Het tweede kwartet, dat al die jaren voor 1994 doorging voor het eerste, schreef Hindemith in 1918 onder geheel andere omstandigheden. Hij bevond zich in Frankrijk achter het front en had het geluk dat een hoge officier van klassieke muziek hield, hem een strijkkwartet liet oprichten en hem tijd bood om te componeren. Ondanks dat dit kwartet niet onder een bijzonder gunstig gesternte tot stand kwam is daar in dit kwartet weinig te merken. Voor het eerste deel, ‘Sehr Lebhart, straff in Rhythmus’ haalde Hindemith zijn inspiratie bij Richard Strauss’ ‘Don Quixote’ en bij het tweede deel ‘Thema mit Variationen. Gemächlich’ vooral bij Max Reger. Al zit in dit deel wel een kleine verwijzing naar de oorlog: de vierde variatie is duidelijk een mars, in het pizzicato spel van de cello.
Het derde strijkkwartet, opus 16 betekende Hindemith’s doorbraak. Het stuk ging in première tijdens de eerste editie van het nu befaamde festival in Donaueschingen in 1921, in een uitvoering van het net door Hindemith opgerichte Amar Quartet. De reden voor deze zet was een simpele: de voorbereidingstijd werd door andere uitvoerders als te kort gezien. Het kwartet bleef echter bij elkaar en zou een belangrijke stempel gaan drukken op de ontwikkeling van de kamermuziek tijdens het interbellum. In dit derde strijkkwartet gaat Hindemith beslist een stap verder dan in de eerste twee en verkent hij een meer expressionistische taal. Ook het vierde kwartet, dat een jaar later in Donaueschingen zijn première beleeft, geldt algemeen als een klassieker. Indrukwekkend is het eerste deel, het ‘Fugato’, waarin Hindemith prachtige muzikale vergezichten schetst en het tweede deel waarin de componist de spanning erin brengt. Het vijfde kwartet gaat weer een jaar later, in 1923 in première. En zo rustig als dat het vierde begint zo levendig vangt dit vijfde kwartet aan. Het eerste deel heet niet voor niets ‘Lebhafte Halbe’. Maar er zit tevens een grote mate van spanning in dit deel. In het derde, korte deel horen we wederom een soort mars: ‘Kleiner Marsch’.
Na het vijfde kwartet duurt het twintig jaar (!) voordat Hindemith zijn zesde kwartet schrijft. Intussen woont hij in de Verenigde Staten omdat de nazi’s hem eind jaren ’30 het werken onmogelijk maken. Hij krijgt een baan aan Yale University en beperkt zich tot componeren en lesgeven. Het zesde kwartet ontstaat naar aanleiding van een opdracht van het vermaarde Budapest String Quartet die de première willen laten plaatsvinden tijdens een residentie in Washinton D.C. in 1943. Als grondslag voor dit kwartet nam Hindemith Beethoven’s kwartet, opus 131. Het stuk klinkt over het algemeen ingetogener, uitgebalanceerder dan de kwartetten uit de jaren ’20. Zijn laatste kwartet schreef Hindemith rond 1945 in eerste instantie voor zijn vrouw. Die had als hobby de cello opgepakt en nu leek het de componist wel leuk om een stuk te schrijven waarin hij kon excelleren op altviool en twee studenten van de universiteit op viool terwijl zijn vrouw de partij, die natuurlijk veel eenvoudiger moest zijn op cello kon spelen.
In de jaren na 1948 heeft Hindemith, die in 1963 stierf geen strijkkwartetten meer geschreven. De eerste reden hiervoor is dat hij zelf steeds minder actief was als uitvoerder en de tweede reden heeft te maken met zijn koerswijziging als componist, meer richting orkestmuziek.
Over de uitvoering van deze kwartetten kunnen we kort zijn. Het Juilliard String Quartet, dat sinds 1946 bestaat, behoort tot de absolute wereldtop en de reden daarvoor horen we hier overduidelijk. Het is dan ook niet meer dan terecht dat Wergo deze set opnieuw heeft uitgebracht.