Op hun laatste album, uitgebracht bij ECM Redords in the New Series, speelt het Danish String Quartet drie strijkkwartetten. Van drie componisten die drie generaties vertegenwoordigen. Per Nørgård is van 1932, Hans Abrahamsen van 1952 en Thomas Adès van 1971. In alle drie de gevallen koos het Danish String Quartet ervoor om het eerste strijkkwartet te nemen dat de componisten schreven, al heeft bij geen van drieën het stuk deze simpele aanduiding: strijkkwartet nr. 1.
Per Nørgård’s uit 1952 stammende eerste strijkkwartet, er zouden er nog negen volgen, is getiteld: ‘Quartetto Breve’ en bestaat uit twee delen. Nørgård sluit in dit korte strijkkwartet, het geheel duurt iets meer dan vijf minuten, vooral aan bij de componisten uit het interbellum die binnen het tonale stelsel op zoek gingen naar nieuwe wegen. Béla Bartók komt dan in gedachten, maar ook de Finse componist Jean Sibelius en Nørgård’s landgenoot en leraar Vagn Holmboe die reeds de nodige werken voor strijkkwartet op zijn naam had staan. Ondanks de bescheiden lengte is het een bijzonder stukje muziek waarin Nørgård middels de strijkers een ietwat melancholieke, maar ook kleurrijke klankwereld creëert.
Twintig jaar later is Nørgård inmiddels leraar en luistert één van zijn studenten naar de naam Hans Abrahamsen. 21 is hij als hij zijn eerste strijkkwartet schrijft, ’10 Preludes’ genaamd. Invloeden die we terug horen in deze tien stukken, naast die van zijn leraar Nørgård, zijn zowel de ontwikkelingen binnen de Amerikaanse minimal music als de Europese volksmuziek. Abrahamsen vermengt het tot tien eclectische miniaturen, waarin soms het ritmische centraal staat, bijvoorbeeld in de tweede en de zevende prelude en waarin je dus met name die invloed van componisten als Steve Reich en Terry Riley terug hoort. Op andere momenten kiest Abrahamsen er voor om de verstilling te zoeken, lange lijnen neer te zetten. Een stijl die meer lijkt te raken aan de volksmuziek uit Noord Europa. De derde en zesde prelude zijn daar mooie voorbeelden van. Apart is de vijfde prelude waarin hij de twee stijlen met elkaar vermengt. Het zachte pizzicato spel doet minimalistisch aan terwijl er tegelijkertijd een ingetogen melodisch patroon weerklinkt, wat aan volksmuziek doet denken. Tevens valt reeds in dit vrij vroege stuk op dat Abrahamsen een meester is in het creëren van diepe harmonische structuren die je als luisteraar écht raken en zelfs ontroeren, middels de verfijnde instrumentatie met zeer veel oog voor detail, de kleurrijke en beeldende melodische structuren, het effectieve gebruik van stiltes en de vaak zinderende spanning.
De Engelse componist Thomas Adès noemde zijn uit 1994 stammende eerste strijkkwartet ‘Arcadiana, for string quartet, opus 12’. Naar aanleiding van een uitvoering door het Doelen Kwartet in april 2016 stonden we reeds eerder stil bij een belangrijke invloed op dit stuk, het schilderij ‘Les Bergers de l’Arcadie’, van Nicolas Pousin. Maar Adès, en hij doet dit beslist niet alleen in dit stuk, slaat meer bruggetjes. Met ‘Das klinget so herrlich, dat klinget so schön naar het klokkenspel van Papageno uit Mozart’s ‘Zauberflöte’, met ‘L’Embarquement’ naar het schilderij van Jean Antoine Watteau, ‘L’Embarquement pour Cythere’ en met ‘Lethe’ naar de rivier in de onderwereld. En zoals eerder opgemerkt linkt dit alles aan Adès centrale thema: vergankelijkheid.
Op zeer beeldende wijze, met alle mogelijkheden die het strijkkwartet hem biedt, weet hij die gedachte in het stuk perfect te vangen. Mooi ook dat het Danish String Quartet het hier heeft vastgelegd, met grote precisie en gevoel gespeeld, wat overigens ook zeker geldt voor de stukken van Nørgård en Abrahamsen. Boeiend ook om te horen hoe nieuwe generaties componisten zich iedere keer weer aangetrokken voelen tot dat strijkkwartet en hoe een ieder daar zijn weg in vindt, passend in de tijd.