Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 3 juni 2017
De 70ste editie van het Holland Festival is vanmiddag begonnen met een meer dan overweldigende concertante uitvoering van de opera ‘Babylon’ van de Duitse componist Jörg Widmann. Het Radio Filharmonisch Orkest, Het Groot Omroepkoor, het Nederlands Kamerkoor en de solisten, allen onder leiding van Markus Stenz, overtroffen deze middag zichzelf en maakte deze uitvoering tot een gebeurtenis die ongetwijfeld de annalen in zal gaan als één van de hoogtepunten van dit festival. En dat is allesbehalve een geringe prestatie gezien de bijna onmogelijke eisen die Widmann aan musici en solisten stelt in dit meesterwerk uit 2012.
Waar te beginnen, want deze opera met een libretto van filosoof Peter Sloterdijk zit zo vol met verhaallijnen, verrassende plotwendingen en ingenieuze muzikale vondsten dat het je als toeschouwer bijna duizelt. Dat deze overvolle opera aan dit alles niet ten onder gaat, is op zich al een wonder en plaatst Widmann definitief onder de grootste nu levende componisten. Want de kern van de allegorie die ‘Babylon’ is, laat zich gelden. Het gaat uiteindelijk om de triomf van de rede en het humanisme over het misleidende (bij)geloof. En dan niet louter het geloof in een god, maar het geloof in alles dat ons afhoudt van realisme. Of het nu gaat om het geloof in (morele) zuiverheid zoals een IS voorstaat of om het geloof in een ‘Nederland voor de Nederlanders’, het brengt ons niets verder. Tegenover dit dwalen, want zo kun je het volgens Sloterdijk en Widmann gerust noemen, stellen zij Babylon.
De oude stad Babylon, tussen de Eufraat en de Tigris was ooit de hoofdstad van een grootse beschaving waar wij nu nog de vruchten van plukken. Door het Christendom hebben we echter allerminst die connotatie bij deze naam. In tegendeel, in de bijbel staat Babylon voor alles wat slecht en verderfelijk is. Dat is totaal niet vreemd voor wie zijn geschiedenis kent. Wat wij nu het Oude Testament noemen, het eerste deel van de Bijbel, werd geschreven in de zesde eeuw voor Christus toen de Joden daar verbleven, in Babylon. Ze waren er terecht gekomen na de verwoesting van hun stad Jeruzalem door diezelfde Babyloniërs. Decennia later zaten ze er echter nog steeds en hadden het in deze rijke en open stad inmiddels prima naar hun zin. Zo naar hun zin dat ze absoluut geen zin hadden naar Jeruzalem, een ruïne, terug te keren. De Joodse leiders trokken dientengevolge alles uit de kast, inclusief een vijandbeeld, om hun landgenoten te bewegen de terugreis te aanvaarden. Daarvoor diende dat eerste deel van de Bijbel. Inmiddels weten we, na bestudering van de Babylonische geschriften, dat een zeer groot gedeelte daarvan, inclusief de verhalen rondom de schepping en de vloed vrijwel letterlijk zijn overgeschreven. Het vormt een belangrijke draad in Widmann’s opera. Er loopt dan ook maar één kritische jood rond in het verhaal, Tammu. En niet toevallig voelt hij zich thuis in beide werelden. Hij wil zijn eigen volk trouw blijven en zijn grote liefde, de Babylonische priesteres Inanna liefhebben. De tragiek van de opera is dat dit niet lukt. Hij moet kiezen. De naar zuiverheid strevende Joden staan hem niet toe in beide werelden te verkeren. In het interview dat Bas van Putten voorafgaand met Widmann heeft, laat de laatste merken dat daar nu juist de kern zit. Alleen als we bruggen kunnen slaan naar de ander in deze tijd waarin mensen meer dan ooit op drift zijn, kunnen we er samen uitkomen. Het is een belangrijke boodschap.
Eén en ander wordt intussen door Widmann in drie uur tijd meer dan groots vormgegeven. Na een korte proloog waarin een schorpioen-mens de vermanende Bijbelse profetieën over de ondergang van Babylon verklankt, vangt het orkest en de beide koren (95 leden totaal!) op grootse wijze het spektakel aan en worden de Babylonische goden en hun voortbrengselen bejubeld. Weldra vinden we Tammu op het podium met Die Seele, zeg maar zijn Joodse zuster met wie hij in een platonische liefde is verbonden, aan wie hij vertelt dat hij hopeloos verliefd is en vol van begeerte voor de Babylonische priesteres Innana. Het conflict is geboren. Die Seele herinnert hem er dan ook fijntjes aan dat dit niet kan en Guibee Yang is hier perfect op haar plaats als de verongelijkte, geschokte zuster. De lichamelijke liefde oftewel de wellust is echter sterker dan de rede en aan alles merk je dat Tammu het avontuur gaat opzoeken. In het tweede tafereel voeren Widmann en Sloterdijk de zondvloed ten tonele in de vorm van de Eufraat, in een fantastische uitvoering door Gabriele Schnaut, die raast en tiert. Maar deze scène is ook één van de muzikale hoogtepunten. Widmann trekt hier alles uit de kast om de catastrofe, want dat moet deze enorme overstroming wel geweest zijn, te verklanken. Vooral de gigantische hoeveelheid slagwerk wordt hier zeer creatief ingezet om de juiste sfeer te treffen.
Die zondvloed is van groot belang. Want wie is hier nu schuldig aan? En wie gaat voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt? De priester-koning is er van overtuigd dat de goden hierin een rol hebben en dat dientengevolge een mensenoffer noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Die mens wordt Tammu. Inanna, in een grootse rol van Marisol Montalvo, is in dit verhaal echter niet alleen priesteres maar tevens de godin van de wellust. Zij accepteert deze keuze niet, rijst af naar de onderwereld, als een mannelijke Orpheus en haalt Tammu terug. Haar argument? Tammu had niet geofferd mogen worden. De goden hebben deze catastrofe niet kunnen voorkomen en een offer is dan ook niet op zijn plaats. De dood gaat akkoord. Helemaal aan het eind kan Sloterdijk het dan ook niet nalaten om aan te geven dat we tegen dit soort rampen zelf maar oplossingen moeten aandragen. Iets anders zit er niet in. Dromen en geloven gaan ons niet verder brengen.
Via Radio4 is ook dit concert terug te beluisteren.