Schouwburg, Rotterdam (Rotterdamse Operadagen) – 12 mei 2017
In de zomer van 1917 ontmoet Leoš Janáček ziijn grote liefde Kamila Stösslová in een kuuroord. Janáček is dan 61, Kamila 26. Beiden zijn getrouwd en Kamila is bovendien moeder van twee kinderen. De liefde beperkt zich dan ook die laatste elf jaar van Janáček’s leven tot een correspondentie, met name van zijn kant. Afwijzend is Kamila niet, maar de passie komt toch duidelijk van hem. Ze wordt zijn muze ook al snapt ze totaal niets van zijn muziek en is ze sowieso in kunst niet noemenswaardig geïnteresseerd. Wij luisteraars mogen haar in ieder geval dankbaar zijn. Juist in die laatste elf jaar schrijft Janáček het ene meesterwerk na het andere, geïnspireerd door Kamila. ‘Příhody Lišky Bystroušky’ beter bekend als Het Sluwe Vosje’, onlangs nog te zien in de Brusselse Munt, verwijst direct naar haar en hetzelfde geldt voor de liedcyclus ‘Dagboek van een verdwenene’.
Het Vlaamse Muziektheater Transparant heeft deze cyclus weer eens onder het stof vandaan gehaald en een flinke opknapbeurt gegeven. En die pakt bijzonder goed uit. Als basis geldt nog steeds het feuilleton dat Janáček uit de regionale krant haalde en dat handelt over de onmogelijke liefde van de Hongaar Janik voor de zigeunerin Zefka. Als zij zwanger blijkt te zijn, geeft hij het leven binnen zijn eigen gemeenschap op om bij de de zigeuners te gaan wonen. Een zigeunermeisje in een Hongaars dorp was immers onmogelijk. Janáček zag in Zefka natuurlijk Kamila en hij was bepaald jaloers op Janik die er wel in slaagde zijn liefde te consumeren waar het hem niet lukte. In een brief aan Kamila schreef hij (hier in de Engelse vertaling die ook in dit stuk wordt gebruikt):
“In my soul you’re mine forever.
Yesterday – as a child. Today –
As a woman full of grace.
One more image is missing –
You, my dearest Kamila,
as a mother.”
Deze pregnante dramatiek, dit verlangen dat geen vervulling krijgt, deze zinderende passie, dat is het thema van deze cyclus en dus ook van deze bewerking door Muziektheater Transparant. En dat heeft beslist niet alleen mooie kanten. Janik mag dan kiezen voor Zefka, het heeft grote gevolgen voor de rest van zijn leven. En als hij niet voor haar had gekozen was zijn lot niet veel beter geweest. Het is dan ook geen toeval dat het stuk eindigt met donkere pianoklanken en de zin: “Wie kan het noodlot ontlopen?” Een noodlot dat hier overigens voortreffelijk voor het voetlicht wordt gebracht. Marie Hamard zet een krachtige en zelfbewuste Zefka neer, maar met name Ed Lyon is onovertroffen in de rol van Janik, vol van gemengde gevoelens. Groots is ook de vertolking door pianist Lada Valesova. Zij weet zowel het idioom van Janáček als dat van Van Parys, waarover zo meteen meer, vorm te geven.
Die liedcyclus was vernieuwend vanwege een aantal dingen. Ten eerste is hij geschreven voor meerdere stemmen (tenor, contra-alt, drie vrouwenstemmen offstage) en piano, ten tweede heeft de cyclus niet het beschouwende karakter dat we bijvoorbeeld bij Schubert vinden. In tegendeel, Janáček laat de luisteraar onderdeel uitmaken van het drama. En tot slot speelt de piano een veel grotere rol dan alleen de begeleidende. Janáček ging weliswaar niet zo ver om het tonale stelsel op te geven, hij streefde wel naar een ongekende transparantie in zijn klank om zo een passende sfeer te creëren. De piano hier is dan ook een volwaardige stem en op cruciale moment, bijvoorbeeld in de seksscène is het de piano die het gebeuren verklankt.
Het enige dat op de cyclus aan te merken valt is dat de verdeling tussen Janik en Zefka wel wat scheef is. Zefka komt nagenoeg niet aan het woord en waar dat wel zo is, is zij het leidend voorwerp. Dat past natuurlijk in Janáček’s tijd maar niet meer in die van ons. De toegevoegde waarde van deze nieuwe versie van ‘Dagboek van een verdwenene’ schuilt erin dat deze omissie op bijzondere wijze wordt opgeheven. Componiste Annelies van Parys schreef een aantal liederen die het gezichtspunt van Zefka verklanken. Die blijkt ineens allesbehalve een leidend voorwerp maar een passievolle, sensuele vrouw die de lont in het kruitvat steekt. Zeer geslaagd en dan vooral muzikaal. De liederen sluiten prachtig aan bij Janáček’s corpus en verraden intussen zeker ook de hand van Van Parys. Vooral als we over de helft van de voorstelling zijn. Schitterend hoe ze speelt met de gezongen noten en die in lange slierten heel geleidelijk van toonhoogte laat verschieten. De piano valt op zulke momenten vanzelfsprekend stil, de modale stemming zit dan duidelijk in de weg.
Dramaturg Krystian Lada ging echter nog een stap verder en maakt de vergelijking die Janáček ziet tussen Zefka en Kamila expliciet: de zangeres op het podium is allebei, waarbij regisseur Ivo van Hove de drie laat werken in een fotostudio. Zo begint het stuk met Kamila die een melodietje op piano oefent volgens de aanwijzingen in een brief van Janáček. Janáček zelf zit ook in het stuk, een rol van acteur Hugo Koolschijn, terugkijkend op zijn leven en de liefde die niet werd wat hij graag had gewild. Zijn noodlot.
Bekijk hier een interview met Annelies Van Parys: