Laurenskerk, Rotterdam – 22 maart 2017
Er zit een eeuw tussen ‘Via Crucis’ van Franz Liszt en ‘Jetzt immer Schnee’ van Sofia Goebaidoelina, de twee werken die het Nederlands Kamerkoor samen met Reinbert de Leeuw op deze avond brengt. Verschillen zijn er genoeg tussen de twee stukken maar er is ook een overeenkomst.
Beide stukken bezitten eenzelfde mate van emotionele zeggingskracht. Beide componisten bezaten, respectievelijk bezitten het vermogen om lijden, of het nu gaat om dat van Christus of om dat van het Russische volk op grootse wijze te verklanken. Het is de uitdaging die er ligt voor de interpretatoren van beide stukken: laten horen wat de componisten bedoelden, zo goed mogelijk. Welnu, over deze uitvoeringen kunnen we kort zijn: beter kan niet. Reinbert de Leeuw is inmiddels meer dan vertrouwd met het idioom van beide componisten, sterker nog hij speelt hun werk inmiddels al decennia en dat levert zeer doorwrochte en weloverwogen interpretaties op.
‘Via Crucis’, waar Liszt verschillende versies van schreef, klonk vorig jaar maart nog in het Muziekgebouw Eindhoven, in de versie voor piano solo. Toen viel reeds op hoe bijzonder Liszt dit stuk heeft getoonzet en hoe groots hij was in het in klank vatten van dit verhaal. Hier in de Laurenskerk klinkt de versie voor koor en piano, waarmee Liszt een andere dimensie, de menselijke stem aan het stuk toevoegt. Dat begint al met die ‘Prelude’ waarin het voltallige koor heel statig de staties waarlangs Christus het kruis draagt naar de plek waar hij zal worden gedood inleidt, want dat is waar ‘Via Crucis’ natuurlijk over gaat. Bijzonder zijn vervolgens de drie momenten waarop Jezus valt. De mannen zingen krachtig en hartverscheurend: “Iesus cadit”, waarna twee sopranen het ‘Stabat mater dolorosa’ zingen, ingetogen en met veel gevoel brengen ze de woorden. Groots is ook de laatste passage die handelt over Jezus graflegging. Peter de Groot met zijn hoge stem neemt hier het voortouw, waarna de rest van het koor reageert, een welluidende afsluiting.
‘Jetzt immer Schnee’ van Goebaidoelina speelt een centrale rol in de serie ‘Toonmeesters‘ die de VPRO in 1994 uitzond op de Nederlandse televisie. Cherry Duyns volgt hierin Reinbert de Leeuw die de wereldpremière van het stuk brengt, in aanwezigheid van Goebaidoelina. Ook toen, in 1993 zong het Nederlands Kamerkoor de koorpartij en was het Schönberg Ensemble verantwoordelijk voor de instrumentale delen (inmiddels Asko|Schönberg na het samengaan van het Asko Ensemble en het Schönberg Ensemble in 2009). Het is een indrukwekkend portret van Goebaidoelina en deze compositie, ‘Jetzt immer Schnee’ dat zij schreef op basis van de gedichten van de in 2006 overleden Russische dichter Gennadi Aigi. De kracht van het stuk, en De Leeuw maakt er in de film zeer terecht gewag van, ligt in de logica. Goebaidoelina doet beslist een aantal ongewone dingen, zo laat ze het koor zowel zingen als praten en fluisteren, gebruikt ze ongewone aspecten van de instrumenten en laat ze zowel zangers als instrumentalisten op diverse momenten zich verspreid over de zaal opstellen. En toch, het voelt nergens als bijzonder, als ongewoon. Integendeel, het voelt aan als volstrekt logisch. En wie het werk van Goebaidoelina kent, weet dat dit niet louter voor dit stuk geldt, het geldt eigenlijk voor haar gehele oeuvre. Het straalt een grote mate van noodzaak uit, het is onontkoombaar. Ze zegt niet voor niets in de documentaire dat muziek voor haar adem is, zuurstof, dat haar gehele leven verweven is met muziek.
Het gedicht van Aigi is een doorwrocht werk met een zeer grote mate van intensiteit. Verontrustend ook in zijn reflectie op de Russische samenleving ten tijde van het communisme. Goebaidoelina’s muziek sluit hier naadloos op aan, is volledig verweven met de tekst. Zodanig dat de instrumentatie en de menselijke stem regelmatig op onwaarschijnlijke wijze samenvallen. De combinatie van enerzijds zuiverheid en licht en anderzijds dreiging en onheil die in het gedicht van Aigi zit, zit eveneens in dit stuk. Ook Goebaidoelina’s muziek beweegt zich tussen hemel en aarde. Het heeft enerzijds iets sacraals, elektrificerend, als afkomstig uit een andere wereld, terwijl het tegelijkertijd heel natuurlijk aanvoelt, alsof het, zoals De Leeuw het uitdrukt, “er altijd al geweest is.”
Het Asko|Schönberg Ensemble, het Nederlands Kamerkoor en De Leeuw. Ze staan er nu weer. 23 jaar na de première. Het stuk heeft nog niets aan kracht ingeboet. Zoveel blijkt wel. En ook nu dragen de uitvoerders weer bij aan een grootste ervaring. Waarvoor hulde!