De Bijloke, Gent – 24 februari 2017
Is er een mooiere plek voor het derde pianoconcert van James MacMillan dan concertzaal De Bijloke in Gent? Dit pianoconcert dat zo naadloos past in het religieuze oeuvre van MacMillan en dat als uitgangspunt de katholieke rozenkrans heeft. En dan in de voormalige kerk van het ziekenhuis / abdijcomplex De Bijloke, genoemd naar de ‘Bijlokemeersen’, de weilanden die door gravin Johanna van Constantinopel in de 13e eeuw geschonken werden voor de oprichting van een hospitaal.
Het derde pianoconcert van MacMillan, ‘The Mysteries of Light’ genaamd, ging op 14 April 2011 in Minneapolis, VS in première door het Minnesota Orchestra onder leiding van Osmo Vänskä, met de vermaarde pianist Jean-Yves Thibaudet als solist. Thibaudet behoort zonder enige twijfel tot de belangrijkste pianisten van dit moment en zijn uitvoeringen, zowel in de concertzaal als op CD worden alom geprezen. Zo wordt hij gezien als één van de meest gezaghebbende vertolkers van het solowerk van Satie en zijn ook zijn andere CD uitgaven regelmatig in de prijzen gevallen. Het is dan ook zeer bijzonder dat Thibaudet ook hier in De Bijloke de uitvoering voor zijn rekening neemt, samen met het Brussels Philharmonic, onder leiding van chefdirigent Stéphane Denève. Het thema voor het concert ontleende MacMillan aan de katholieke rozenkrans waar in 2002 door Paus Johannes Paulus II vijf nieuwe meditaties aan werden toegevoegd, de zogenaamde ‘Luminous Mysteries’. Die vijf meditaties vormen de basis voor de vijf naadloos in elkaar overlopende delen.
In het eerste deel, ‘Baptisme Iesu Christi’ staat de doop van Christus centraal. Opvallend in dit deel zijn de vloeiende, lange lijnen en de spanningsbogen die het orkest hier trekt en die een prachtig contrast vormen met het klaterende pianospel van Thibaudet. De vergelijking met Messiaen is hier op zijn plaats (Thibaudet geeft voorafgaand aan dat MacMillan op dit idee kwam na het horen van zijn uitvoering van Messiaens’ Turangalila Symfonie). In het tweede deel staat het wonder in Cana centraal, ‘Miraculum in Cana’. Christus was op een bruiloft waar niet genoeg wijn was ingekocht waarop hij water in wijn veranderde. MacMillan kiest hier voor opgewekte, feestelijke muziek waarin de Schotse volksdansen weerklinken. Het ‘Proclamatio Regni Dei’, oftewel de bekendmaking van het koninkrijk, vormt het derde deel en MacMillan kiest hier voor een redelijk dramatische aanpak met grote contrasten. Het dondert en bliksemt, maar er is evengoed plaats voor contemplatie, bijvoorbeeld als hij de ijle klank van de strijkers combineert met het ook hier weer sprankelende pianospel. In de ‘Transfiguratio Domini Nostri’ klinkt alleen het orkest. Het is een verontrustende passage waarin de donkere klankkleuren overheersen en waarin MacMillan onmiskenbaar naar een climax toewerkt. Het is het sleuteldeel in dit concert. Tijdens de transfiguratie immers, althans zo wil de overlevering, liet Christus aan drie volgelingen iets van zijn goddelijke natuur zien middels hemels licht, vandaar de titel van dit concert. MacMillan symboliseert het moment als na de laatste orkestrale uitbarsting de harp klinkt en aansluitend de pinao. In ‘Instutio Eucharistae’ krijgt het stuk zijn voltooiing. En ook hier kiest MacMillan voor zeer contrastrijke muziek en laat hij eerdere thema’s, als het klaterende pianospel terugkomen.
Van MacMillan klinkt eveneens het ‘Miserere’, a capella gezongen door het Vlaans Radio Koor. Krachtig, energiek en met grootse muzikaliteit brengen ze dit stuk. En ook hier vinden we die afwisseling van intense dramatiek en expressieve kracht met serene, ingetogen momenten.
Die contrasten vallen vooral op in vergelijking met de twee stukken die het orkest, met het koor brengt van Igor Stravinsky: de koorvariaties op ‘Von Himmel hoch da komm’ ich her’ en de Psalmensymfonie, respectievelijk uit 1956 en 1930. In 1926 bekeert Stravinsky zich wederom tot het Russisch Orthodoxe geloof na dit in 1910 te hebben afgezworen en in de jaren daarna componeert hij een aantal religieuze werken, waaronder de ‘Psalmensymfonie’. Een stuk bestaande uit drie delen die Stravinsky baseerde op een aantal Bijbelse psalmen. Voor de eerste twee delen gebruikt hij de psalmen 38, 39 en 40 en voor deel 3, psalm 150. Bijzonder is de instrumentatie van dit stuk en van de koorvariaties die past binnen het neoclassicistische ideaal dat Stravinsky op dat moment nastreeft en waarbij kunst niet langer persoonlijk is. Het ijkpunt is dan ook de periode vóór de klassieken. Dientengevolge vinden we in het orkest geen violen en geen altviolen, Denève heeft hier het koor plaats laten nemen, maar wel, in de ‘Psalmensymfonie’, twee piano’s. Het geeft de muziek een apart karakter, met donkere klankkleuren door de bassen, de cello’s en een deel van de blazers, terwijl de hoge klanken van de stemmen de hoge blazersklanken aanvullen. Opvallend in dit stuk is de afwezigheid van de grote contrasten waar MacMillan gebruik van maakt en die we bij Stravinsky in zijn ‘Sacre du Printemps’ vinden. Stravinsky’s taal is hier een geheel andere en sluit veel meer aan bij de orthodoxe koormuziek. Wat we wel herkennen als passend bij Stravinsky is de invloed van de volksmuziek. Op menig moment horen we de bekende, ritmische motieven.
Het is een mooie combinatie: Stravinsky en MacMillan. Horen hoe op twee totaal verschillende wijze spiritualiteit wordt verklankt. Een rijke avond in een prachtige setting. Wat wil een mens nog meer?