Twee musici, de ene uit China, de ander uit Turkije bundelen op ‘Lune de Jade’ hun krachten. Het is een onwaarschijnlijke combinatie maar levert in de praktijk zeer fascinerende muziek op. Guo Gan, de Chinese muzikant bespeelt de erhu, een snaarinstrument dat wel wat wegheeft van een viool , maar dat je op je schoot zet, slechts twee snaren bezit en het specifieke zangerige, wel wat afgeknepen geluid voortbrengt, zo typisch voor de Chinese muziek. Emre Gültekin, zijn Turkse collega beheerst een aantal snaarinstrumenten uit het Midden Oosten als de kopuz, de baglama en de tanbura, alle drie behorend tot de familie van de luit en speelt zo nu en dan percussie op de bendir, een lijsttrommel en de darbuka, een vaastrommel.
De combinatie klinkt heel natuurlijk. Opvallend, want Turkse muziek heeft natuurlijk evenveel verwantschap met Chinese muziek als met Nederlandse, vrijwel geen. Het zal u ook niet verbazen, genoemd instrumentarium in ogenschouw nemend dat de nummers die Gan en Gültekin, in een aantal gevallen samen met een aantal gasten, ten gehore brengen nogal ingetogen en poëtisch van aard zijn. En natuurlijk door het voor ons minder vertrouwde instrumentarium exotisch klinken, ons meenemend naar verre, mysterieuze oorden. Want wat een reis maken we niet in Üsküdar. Het wiegende ritme en dito melodie. Oosterse paleizen, vol pracht doemen op voor ons oog. Of is het een fata morgana? Éléonore Armanet die hier de vocalen verzorgt, maakt het in ieder geval wel heel moeilijk om je niet mee te laten voeren.
De synthese tussen de beide muzikale culturen, de Chinese en de Turkse, uit zich op dit album op verschillende wijze waardoor er uitgebreid aandacht is voor de diverse aspecten van deze rijke muzikale culturen. Zo overheerst in het lange, op traditionele melodieën gebaseerde ‘Kongurei / Su Yalan Dünyaya’, waar we Gültekin tevens in horen zingen, de Turkse muziekcultuur, maar is de bijdrage die Gan hier levert onmisbaar. Het geeft het nummer net even iets meer spanning. Bijzonder is ook de solo van gastmuzikant Tristan Driessens op de lavta, eveneens een soort luit, aan het begin van het nummer. In ‘Chanson d’Amour De Kang Ding’ ligt het zwaartepunt bij Gan, ook van hem krijgen we hier een vocale bijdrage en ook hier levert de samenwerking een meerwaarde. Gültekin’s spel op de kopuz verleent hier een aangenaam wiegend ritme aan het stuk en biedt als het ware een kader voor Gan’s spel op de erhu. Het album bevat verder twee solostukken. ‘La Course des Cheveaux’ met Gan die ons een weemoedig stukje erhu spel voorschotelt, verhalend en intens en getuigend van een ongelofelijke instrumentbeheersing en muzikaliteit en ‘Hü Dost’ waar Gültekin zingt terwijl hij zichzelf begeleid op de kopuz. Teksten hebben we helaas niet. Waarom eigenlijk niet? Maar dat dit lied over de liefde gaat is meer dan waarschijnlijk. Gültekin zingt het in ieder geval met passie en overgave.
Volgens puristen wordt op dit album dus stevig gezondigd. Liefhebbers van cross-over doen er echter goed aan dit album op zijn minst eens te beluisteren. Het past perfect in de catalogus van Home Records dat ook hier weer bewijst het experiment niet te schuwen.
Bekijk hier opnames van het duo in Cité Miroir, Luik tijdens het Homerecords Festival op 4 mei 2016: