Op de achtste dag van November Music bereikt het spiritualiteitsgehalte van het festival zijn hoogtepunt. Na het nieuwe requiem van Detlev Glanert vorige week vrijdag, ’72 Angels’ van Lera Auerbach gisteren, horen we vanavond het requiem van die andere grote Duitse componist Wolfgang Rihm, met de titel ‘Et Lux’ en brengt Capella Amsterdam stukken uit een sleutelwerk van Arvo Pärt, ‘Kanon Pokajanen’ op de planken. En dat alles op 11 november, de dag dat andere Bosschenaren zich overgeven aan de prelude tot het Carnaval. Maar eerst horen we in de middag nog Holland Baroque met onder andere een nieuw stuk van de inmiddels 86 jarige Theo Loevendie.
De Toonzaal, ‘s-Hertogenbosch – 11 november 2016 – 16:00 uur
Het concert van Holland Baroque samen met blokfluittist Erik Bosgraaf en dat de titel ‘Perfect Strings’ draagt, opent met Bosgraaf solo. En wel met ‘The Conspiracy of Claudius Civilis’ van de voormalige Componist des Vaderlands Willem Jeths. In dit stuk uit 2015 brengt Jeths een soort van hulde aan Rembrandt en diens clair-obscur schildertechniek, waar diens schilderij uit 1661-62, ‘De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis’, een mooi voorbeeld van vormt. Zoals Rembrandt het contrast licht – donker, in navolging van de Italiaanse kunstenaars in verf vat, zo vat Jeths het contrast in klank. Bosgraaf beweegt zich op zijn blokfluit virtuoos tussen hard en zacht, hoog en laag. Een hele kunst want het bereik van een blokfluit is natuurlijk uiterst beperkt. Het levert een intiem miniatuur met mooie passages. Bijzonder zijn de momenten waarop Bosgraaf zijn instrument op afstand houdt terwijl hij blaast. De lucht als het ware over zijn blokfluit strooiend. De tweede solo, iets verderop in het programma wordt gevormd door ‘Gesti’ van Luciano Berio. Een totaal ander werk met zeer veel, behoorlijk heftige dynamiek. De blokfluit klinkt hier op menig moment als een vogeltje dat nodig uit zijn kooitje gelaten moet worden. Maar Bosgraaf kan zich op virtuoze wijze uitleven in dit stuk dat exact 50 jaar geleden voor Frans Brüggen geschreven werd.
Ook Holland Baroque speelt twee stukken. Allereerst een bewerking van ‘Fratres’ van Arvo Pärt voor Barok orkest door de Belgische componist Frank Agsteribbe. Het stuk dateert uit 1977 en werd oorspronkelijk geschreven voor strijkkwintet en blaaskwintet. Nadien zijn er heel wat versies bijgekomen waaronder die voor piano en viool, onder andere fantastisch vertolkt door Gidon Kremer en Keith Jarrett. En nu dus in de versie voor Barok orkest. ‘Fratres’ is een prachtig, transcendent stuk, zoals veel muziek van Pärt. Dat komt ook hier over al voegt deze bewerking verder niet zo heel veel toe. Naast ‘Fratres’ speelt Holland Baroque het overbekende derde Brandenburgse Concert van Johann Sebastian Bach. Een ogenschijnlijk wat vreemde eend in de bijt op dit concert maar overbekend materiaal voor deze dames en heren. Ze spelen het met veel schwung en overtuigingskracht, wat in de solo’s wel een beetje ten koste gaat van de precisie. Iets minder theater kan hier dan ook geen kwaad.
Echt bijzonder is de uitvoering van het nieuwe blokfluitconcert van Theo Loevendie. In het uit drie delen bestaande concert dat Loevendie speciaal voor Holland Baroque en Erik Bosgraaf schreef, vormde het eerder genoemde derde Brandenburgse concert een belangrijke bron van inspiratie. We horen het er in terug, vooral in het eerste deel, maar we horen ook die andere belangrijke invloed op het werk van Loevendie, de jazz. Tevens vinden we hier een kort maar aangenaam duet tussen de blokfluit en het clavecimbel. In het tweede, langzame deel klinkt de blokfluit uitgesproken zangerig en bezitten de strijkers de bijpassende wat weemoedige toon. Het derde, wederom wat snellere deel heeft een wat romantischer inborst en brengt ons de blokfluit klinkend als een toverfluit. Loevendie schreef met dit stuk vooral een sterk melodisch stuk met het ritme van de jazz en zoals Bosgraaf later opmerkt van de Barok.
Bekijk hier de documentaire over de totstandkoming van Loevendie’s blokfluitconcert:
Grote Kerk, ‘s-Hertogenbosch – 11 november 2016 – 19:30 uur
Wolfgang Rihm is sinds jaar en dag gefascineerd door de schittering van het licht. Dat gegeven speelt in zijn werk een belangrijke rol en dus ook in het requiem dat hij in 2009 schreef en dat dan ook de titel ‘Et Lux’ meekreeg, oftewel ‘En Licht’ en dat hij componeerde voor vocaal ensemble en strijkkwartet. Naar eigen zeggen wilde Rihm met dit stuk “iets componeren waar een licht doorheen schijnt, een kalme schittering.” De klassieke Latijnse tekst van het requiem, een dodenmis, diende voor hem in dit geval dan ook slechts als uitgangspunt en niet als vaste structuur. In die zin is ‘Et Lux’ dan ook eigenlijk niet zozeer een requiem als wel een afgeleide daarvan. Bij Rihm gaat het veel meer om de sfeer die uitgaat van de traditie. Het stuk dat hier wordt uitgevoerd door het Huelgas Ensemble en het Minguet Quartett onder leiding van Paul van Nevel is zo’n beetje de beste uitvoering die men van dit stuk kan wensen. Imposant in al zijn eenvoud. De intieme bewegingen van het strijkkwartet – sommige passages gestreken maar ook heel regelmatig met pizzicato spel, de zang op sommige momenten ingetogen, op andere momenten krachtig en dynamisch. En het lukt Rihm. Meerdere malen klinkt het geheel alsof de zon doorbreekt door een zwarte lucht. Daarbij is er sprake van een vorm van spiritualiteit, maar dan niet hemels vervoerend, zoals bij Pärt maar aards, doorleefd. Als een edelsteen, vuil en bevlekt met modder. Hij schittert, maar zal dat nog meer doen als hij is schoongemaakt.
Hoor hier Rihm over ‘Et Lux’ in de uitvoering van Huelgas Ensemble en Minguet Quartett onder leiding van Paul van Nevel:
Jheronimus Bosch Art Cente, ‘s-Hertogenbosch – 11 november 2016 – 21:30 uur
‘Kanon Pokajanen’ van Arvo Pärt, daterend uit 1997 is evengoed een zeer spiritueel werk maar dan op een geheel andere wijze dan ‘Et Lux’. Zo omfloerst als Rihm te werk gaat zo openlijk betuigt Pärt zijn geloof. Pärt wil roeren, dingen in beweging zetten. Hij koos voor dit stuk niet voor niets de Slavisch-Christelijke boetepsalmen die terug gaan tot de zesde eeuw. Hij verwoordt het zelf wat dit stuk voor hem betekent: “Toen ik lang geleden voor het eerst in aanraking kwam met de traditie van de Russisch-Orthodoxe Kerk stuitte ik op een tekst die grote indruk op mij maakte, hoewel ik hem toen niet begreep. Sindsdien heb ik deze verzen vaak herlezen, langzaam en toegewijd, zoekend naar hun betekenis. Het kostte me twee jaar om ‘Kanon Pokajanen’ te componeren en de tijd die we ‘samen doorbrachten’ was buitengewoon verrijkend.” Dit gegeven hoor je aan iedere noot van dit magistrale stuk af. Aan alles is te merken dat Pärt hier niet zo maar een tekst als uitgangspunt heeft genomen. De intensiteit, de sacraliteit, dit stuk is één lange, spirituele transcendente ervaring. En de lezing door Capella Amsterdam onder leiding van Daniel Reuss van delen uit dit stuk (Ode 1, Ode 3, Ode 4, Ode 6, Kontakion, Ikos, Ode 8, Ode 9 en het Gebed na de Kanon) is een zeer bijzondere. Doorleefd, gepassioneerd en met een bijzonder grote toewijding gebracht.