Asko|Schönberg – Ode aan Kurtág (Concert Recensie)

Muziekgebouw aan ‘t IJ, Amsterdam – 13 oktober 2016

141122_askoschonberg_c_gerritschreurs_lr
Foto: Gerrit Schreurs

Naar eigen zeggen is het ongeveer 25 jaar geleden dat Reinbert de Leeuw voor het eerst in contact kwam met de muziek van de Hongaarse componist György Kurtág. Net als bij veel andere componisten uit Oost Europa kwam de ontdekking in het westen pas laat op gang. In de jaren die volgden hebben De Leeuw en het ensemble waar hij verreweg het meest mee werkt, het Asko|Schönberg, veel werk van Kurtág uitgevoerd, vaak in nauwe relatie met de componist zelf en dat is absoluut te horen.

Deze musici zijn dan ook meer dan vertrouwd met het idioom van deze bijzondere toondichter. De opgebouwde band resulteerde drie jaar geleden in het project dat vanavond formeel zijn voltooiing heeft, het opnemen van alle werken voor ensemble en koor. Resulterend in een Cd box, die helaas vertraagd is en pas in februari 2017 bij ECM Records verkrijgbaar zal zijn. Maar die ode aan Kurtág is hoe dan ook op zijn plaats. Asko|Schönberg brengt deze ode door sleutelwerken uit te voeren van een drietal componisten waar Kurtág overduidelijk schatplichtig aan is of zich verwant mee voelt en door het uitvoeren van twee stukken van de meester zelf. Het geheel aangevuld met een kort interview met De Leeuw en een stuk uit de documentaire die Judit Kurtág over haar opa maakte, genaamd ‘Home Video’.

Gyoergy Kurtag, Komponist / 24.10.2010 / WDR / Koeln

Kurtág wordt geboren in 1926 in Transsylvanië, een deel van Roemenië met een grote Hongaarse minderheid en dat tot 1918 nog deel had uitgemaakt van de Dubbelmonarchie. In 1946 gaat hij naar het conservatorium in Boedapest waar hij de eveneens uit Transsylvanië afkomstige György Ligeti ontmoet en met wie hij tot diens dood in 2006 bevriend zal blijven. In 1957 gaat Kurtág voor een jaar naar Parijs waar hij studeert bij Darius Milhaud en Olivier Messiaen. Hij keert terug naar Hongarije waar hij in de jaren daarna naast zijn werk als componist vooral actief is in het onderwijs, met als specialisatie kamermuziek. Sinds 1993 heeft Kurtág op diverse plekken in Europa vertoefd met als voorlopig eindstation Saint-André-de-Cubzac in Frankrijk. Zijn muziek kenmerkt zich met name door een zeer grote rijkdom in details en het vermogen om met zeer weinig middelen ontzettend veel uit te drukken. Een mooi voorbeeld is het begin van ‘…quasi una fantasia…’, op. 27 nr. 1 dat ook vanavond wordt gespeeld. Pianiste Tamara Stefanovich speelt aan het begin niet meer dan de toonladder in C. Hoe boeiend kan het zijn? Zo boeiend dus! Want wat gebeurt grenst aan het ongelofelijke. Door de manier van spelen en de plaats in de compositie gebeurt er iets dat totaal niet past bij die simpele handeling van het spelen van de toonladder in C. Dat is Kurtág. En dat maakt hem spelen ook zo ontzettend lastig. Zoals De Leeuw het uitdrukt, gaat het echt om millimeters. Dat zijn nuances die niet in notatie te vangen zijn en die jaren en jaren van omgang met het idioom van de componist vragen. Dat dit geldt voor Asko|Schönberg en De Leeuw wordt bij de twee stukken die vanavond op het programma staan overduidelijk. Naast ‘…quasi una fantasia… opus 27 nr. 1’ uit 1987 – ’88 is dat het dubbelconcert, opus 27 Nr. 2  van een jaar later. De eerste voor piano en twee kamerensembles en de tweede voor piano, cello en twee kamerensembles. Waarbij in beide gevallen de strijkers en de blazers ruimtelijk door de zaal staan opgesteld. Naast pianiste Stefanovich horen we Jean Guihen Queyras op cello. Voorwaar twee musici die eveneens in de moderne muziek hun sporen ruimschoots hebben verdiend. Twee stukken Kurtág, samen nog geen half uur, het lijkt weinig op een avond waarop deze componist centraal staat. Niets is echter minder waar. Want in iedere minuut zit zoveel klankrijkdom en intensiteit dat je als luisteraar van de ene verbazing in de andere valt. Die hierboven genoemde toonladder of die laatste noten van ‘…quasi una fantasia…’. Het is magistraal zoals Kurtág die laat wegsterven. Of de dialoog tussen piano en cello in het begint van het dubbelconcert. Een dans, zoals Stefanovich het terecht noemt. Een intieme dans waarbij de twee solisten elkaar niet minder dan perfect moeten aanvoelen. En het gebeurt hier allemaal, iedere noot is raak, iedere seconde telt.

anton-webern-21
Anton Webern

De muziek van Kurtág wortelt vooral in twee belangrijke componisten van het begin van de twintigste eeuw, Béla Bartók en Anton Webern. De Leeuw heeft er dan ook voor gekozen om als onderdeel van deze ode zowel een stuk van Webern als van diens leraar Arnold Schönberg op het programma te zetten. Van de eerste horen we diens eerste opusnummer ‘Passacaglia’ uit 1908 en van de tweede horen we ‘Fünf Orchesterstücke, opus 16’ van een jaar later. Bij beide stukken gaat het om een bewerking voor ensemble. In beide stukken horen we de overgang van tonaal naar atonaal en de zoektocht waar dit mee gepaard ging. Schönberg gaat verder dan Webern, maar in beiden klinkt ook de laat Romantiek door. Zo heeft ‘Passacaglia’ fragmenten die ons aan Brahms en Mahler doen denken. Maar dat deze muziek ophef veroorzaakte aan het begin van de twintigste eeuw is allerminst verbazingwekkend. En natuurlijk staat Ligeti op het programma, met zijn ‘Kammerkonzert’ waarvoor hij zich weer liet inspireren door de ‘Kammersymfonie, opus 9’ van Schönberg en het ‘Concerto, opus 24’ van Webern. In dit stuk uit 1970 exploreert Ligeti de micropolyfonie waardoor er een sterk verdicht klankweefsel ontstaat, vooral in het eerste deel ‘Corrente (Fließend) voor Maedi Wood’. Die toevoeging ‘fließend’ is hier prima op zijn plaats, want dat is ook hoe het klinkt: vloeiend, stromend. Betoverend, maar ook dreigend. Iets wat overigens ook voor de andere drie delen geldt. De muziek klinkt soms verstild, bijna ingehouden maar kent ook verontrustende momenten, zoals de scene in het derde deel ‘Movimento precisco e meccanico, voor Friedrich Cerha’ waarin we de pauken, de bas, de cello en de bastrombone horen in een duister klankspel, gevolgd door de hoge, kwetterende noten van de klarinetten, klinkend als bange, opgejaagde vogels en het bijna nerveuze pizzicato spel van de strijkers.

Een waardig eerbetoon aan een groot componist. En nu maar hopen dat die Cd-box er snel komt. We houden u op de hoogte.

Bekijk hier ‘Dichtbij de bron’, een door Robert Weelinck en Tweemensen gemaakt portret van Asko|Schönberg en Reinbert de Leeuw: