De Singel, Antwerpen – 1 oktober 2016
Het is één van de componisten die centraal staat in de carrière van Reinbert de Leeuw, de Fransman Erik Satie. Zoals hij zelf uitgebreid toelicht in het interview met Pauline Driesen is die fascinatie vooral gebaseerd op de raadselen waarmee het vroege, baanbrekende oeuvre van Satie is omgeven. Wat Satie dreef, hoe hij tot zijn scheppingen kwam, waar hij zijn inspiratie vandaan haalde voor die mysterieuze muziek, het blijven vragen. Hij heeft er nooit iets over gezegd.
Erik Satie wordt geboren in 1866 in Honfleur, Normandië. Hij gaat naar Parijs om aan het conservatorium te gaan studeren en haakt daar in 1886 af omdat hij het maar tijdverlies vindt. In datzelfde jaar componeert hij ‘Ogives’, één van de stukken die De Leeuw hier speelt in De Singel. ‘Ogives’ bestaat uit vier korte stukken, het totaal duurt ongeveer 13 minuten, met de toevoeging ’très lent’, zeer langzaam. De Leeuw neemt dit heel letterlijk, het is wat hem als Satie interpretator van veel anderen onderscheidt. Bij hem wordt Satie altijd zeer langzaam gespeeld. Na decenia met de componist opgetrokken te zijn kan het volgens De Leeuw – en hij vertelt het vol passie aan Driesen, niet anders dan dat de componist dit wilde. En De Leeuw heeft beslist een punt. Want wat die muziek van Satie voor die tijd zo uniek, vernieuwend en raadselachtig maakt is dat er niets, helemaal niets in die muziek gebeurt. En dat gegeven wordt door het lage tempo nog eens versterkt. Latere navolgers als John Cage en Morton Feldman zouden dit gegeven nog veel verder oprekken, maar Satie begon ermee. Muziek zonder houvast, geen verhaal, geen ritme, vrijwel geen melodie. Het was ongehoord voor de eind negentiende eeuw waarin Richard Wagner in zijn opera’s en Gustav Mahler in zijn symfonieën juist het verhalende tot het maximale oprekten. Wat Satie doet is als het ware een wereld creëren in een vacuüm. Een vacuüm waar de tijd lijkt stil te staan. Een moment van vluchtigheid. Je hoort klanken, mysterieus, met een zekere transcendentie, die echter omdat er geen ankerpunten zijn, even snel weer verdwijnen, oplossen in het niets. Dat niemand Erik Satie serieus nam in die beginjaren is dan ook niet verwonderlijk.
Wat we weten is dat Satie in die jaren bijzonder gefascineerd was door de katholieke mystiek en de gregoriaanse muziek. In 1891 maakt hij kennis met de grootmeester van de Rozenkruisers Sâr Joséphin Péladan waarna hij zich bij de Rozenkruisers aansluit. Dit alles heeft invloed op zijn muziek, maar hoe die invloed dan precies loopt, blijft een raadsel. Evenals de vraag wat Satie in die mystiek aantrok en waarom juist hij, een absolute eenling, zich bij de Rozenkruisers aansloot. Veel van de stukken die Satie in die jaren componeerde waren bestemd voor de diensten van dit genootschap. Even wonderlijk is waarom die periode van ongeveer zeven jaar ineens stopt, Satie het roer radicaal omgooit en cabaretmuziek gaan schrijven. Muziek waar hij weliswaar mee vertrouwd was omdat hij in de jaren daarvoor zijn brood verdiende met optredens in café’s, maar wat nog niet verklaart waarom hij soortgelijke muziek nu ook ging componeren. Aan het eind van zijn leven maakt Satie nog een muzikale ommezwaai. In 1916 wordt hij in contact gebracht met Jean Cocteau die veel ziet in zijn muziek. Samen met Pablo Picasso werken zij aan het ballet ‘Parade’ voor de Russische impresario Djagilev, leider van de Ballets Russes. Het resulteert eindelijk in waardering voor Satie die zeker na de eerste wereldoorlog gezien wordt als een belangrijk componist. Lang kan hij van zijn nieuwe status niet genieten want Satie sterft op 1 juli 1925 aan levercirose.
Maar de pianomuziek uit die beginjaren, met de ‘Gnossiennes’ en de ‘Gymnopédies’ als bekendste composities is wat Satie het meest markeert en waar zijn glorie terecht ligt. En als geen ander is De Leeuw de perfecte gids voor dit oeuvre. De stukken zijn hem door en door vertrouwd en in alles is zijn fascinatie met deze muzikale erfenis te horen. En nogmaals, dat tempo is het geheim. Hij rekt er het raadsel mee op tot het maximale. Bijna tot de verveling toeslaat. Maar daar zit nu juist de crux bij Satie, hij dwingt je tot een andere luisterhouding. Weg van het verhaal, naar het moment, het verstilde moment waarin niets gebeurt en tegelijkertijd alles.
Bekijk hier opnames bij Vrije Geluiden van ‘Trois Sonneries de la Rose + Croix, nr. 3’: