In de tweede dag van de Gaudeamus Muziekweek ruim aandacht voor de drie andere finalisten voor de prestigieuze prijs. Michel van der Aa refereerde er woensdagavond nog aan hoe belangrijk die prijs voor hem was en voor zijn verdere carrière. Het bracht hem onder andere in contact met het festival van Donaueschingen en betekende een boost voor zijn bekendheid in het buitenland.
Werk dus van Shih-Wei Lo, Anthony Vine en James O’Callaghan door het Quatuor Bozzini, één van de artists in residence en door Ensemble Modelo62.
Galerie KUUB, Utrecht – 8 september 2015 – 17:00 uur
Maar eerst is daar dat optreden van Dario Calderone in Galerie KUUB. Vorig jaar was hij reeds te bewonderen tijdens het festival maar ook tijdens een concert in De Link, Tilburg. Hij viel op door zijn ongelofelijk behendige, precieze spel en ook nu weer met vijf stukken op de lessenaar valt dit op. Maar ook valt op wat een ongelofelijk veelzijdig instrument de contrabas in wezen is, in tegenstelling tot wat we als luisteraar wellicht geneigd zijn te denken. Calderone trapt af met ‘Own pace (amnesia 3b)’ van de Italiaanse componiste Silvia Borzelli uit 2011. Het stuk is een bewerking van ‘Ownn pace (amnesia 3) voor basfluit en contrabas en maakt deel uit van een cyclus rondom het thema amnesie, oftewel geheugenverlies. Het is een duister, onheilspellend en zelfs dreigend stuk door de heftige intensiteit, maar het is ook een bijzonder stuk door de grote rijkdom aan klankkleuren. Het stuk vraagt van de bassist dan ook een grote mate van diversiteit in speltechniek, iets wat Calderone wel is toevertrouwd. Het lange ‘Shadows’ van Peter Adriaansz is eveneens bijzonder maar dan op totaal andere wijze. Het stuk in vijf delen is gebouwd rondom sinustonen waar Calderone als het ware op varieert. Ieder deel heeft zijn eigen kleur en zijn eigen toonhoogte. Langgerekte, meditatieve klanklijnen golven door de ruimte en hebben een alleszins ontspannende uitwerking. Dat Ruud Roelofsen van huis uit slagwerker is, horen we beslist terug in ‘Körperlich III’. Calderone is ongeveer even vaak in de weer met de klankkast van zijn bas als met de snaren. Er zitten mooie momenten in het stuk maar als geheel maakt het een wat rommelige indruk. Voor ‘Nuvole Gravide di Bronzo’ liet de Italiaanse componist Giuseppe Desiato zich inspireren door een “laaghangend en dicht wolkendek”. Hij zegt: “Ik ben altijd onder de indruk geweest van dit natuurlijk verschijnsel…het schept…de illusie dat de tijd, en het leven zelf, tot stilstand zijn gekomen.” In het stuk combineert Desiato eerder opgenomen basspel met live ten gehore gebracht spel en elektronisch voortgebrachte ruis tot een boeiend, inderdaad wat vervreemdend geheel. Bijzonder zijn de verticale strijkbewegingen die de bassist hier met zijn strijkstok maakt en die, vooral als het heel langzaam gebeurd, een knarsend, tergend geluid voortbrengen.
Calderone eindigt met een stuk dat hij ook in De Link speelde, ‘Voyage That Never Ends’ van de in 2012 overleden Stefano Scodanibbio . Calderone speelt wederom alleen het eerste deel van dit uit vier stukken bestaande stuk: ‘Voyage Started’. Over de ervaring in De Link schreef ik: Maar alles wat hij doet, wakkert alleen maar het verlangen aan naar de rest van het stuk, dat ooit door Scodanibbio zelf op Cd is uitgebracht, maar helaas niet meer in de handel is. Het is een spannende en zinderende compositie, wat vooral veroorzaakt wordt door de slopende speltechniek. Ruim twintig minuten maakt Calderone korte, vrij heftige strijkbewegingen, terwijl de vingers van zijn andere hand steeds andere snaren indrukken. Zo, lagen van klanken over elkaar heen leggend, klinkt het regelmatig alsof er een heel ensemble bezig is in plaats van een bassist die solo speelt! Fascinerend is ook hoe, in dit sterk meditatieve stuk, de klankkleuren in elkaar overlopen, de luisteraar in hogere sferen brengend.” Waarvan akte.
TivoliVredenburg, Utrecht – 8 september 2015 – 19:00 uur
Theater Kikker, Utrecht – 8 september 2015 – 20:30 uur
Tijdens de twee concerten in de avond staan drie genomineerden centraal, de uit Taiwan afkomstige Shih-Wei Lo, de Amerikaan Anthony Vine en de Canadees James O’Callaghan. Quatuor Bozzini speelt in TivoliVredenburg van alle drie de componisten een stuk, Ensemble Modelo62 brengt werk van Vine en O’Callaghan.
‘R[o/u]LE(s)’ van Shih-Wei Lo is evengoed een stuk voor strijkkwartet als een stuk voor slagwerkensemble. Vooral de twee violisten krijgen de nodige taken erbij van deze componist. Nu is dit niet nieuw in de moderne muziek, componisten als Stockhausen, Crumb en Cage gingen Lo voor, alleen zat daar ongetwijfeld niet dezelfde gedachte achter als bij Lo. Lo is als Taiwanees bijzonder geïnteresseerd in het begrip identiteit. Niet zo gek natuurlijk als je de geschiedenis van Taiwan kent. Het incorporeren van andere instrumenten in een strijkkwartet heeft voor hem dan ook een symbolische lading. Dat is natuurlijk allemaal heel interessant maar de grote vraag is natuurlijk altijd weer: weet de componist zijn ideeën ook goed te verklanken? Lo heeft zijn stuk opgebouwd uit losse fragmenten, verschillend in intensiteit, volume en dynamiek en gescheiden door stiltes, als kralen aan een ketting. Bijzonder daarbij is hoe hij de Chinese muziek verweeft met de westerse klanken. En de toevoeging van percussie levert soms verrassende effecten op. Maar de toevoeging van diezelfde percussie, veel percussie, maakt het stuk ook wel wat onsamenhangend. De indruk ontstaat dat Lo wel erg veel wil in twaalf minuten.
Bekijk hier het introductiefilmpje over Shih-Wei Lo:
Van James O’Callaghan krijgen we deze avond een completer beeld omdat zowel Quatuor Bozzini als Ensemble Modelo62 een stuk van hem spelen. O’Callaghan is als componist bijzonder geïnteresseerd in het wezen van muziek versus geluid. In zijn stukken, en dat geldt zowel voor ‘Pre-echo (after empties)’ als voor ‘AMONG AM A’, speelt hij overduidelijk met dit gegeven. Wat is (omgevings)geluid? Wat gebeurt er als ‘ongewenste’ geluiden deel gaan uitmaken van de muziek? En dezelfde vragen stelt hij zich met betrekking tot voorwerpen. Wat is een muziekinstrument? En wie bepaalt dat? Op zich natuurlijk interessante gedachten. Absoluut niet nieuw dat moge duidelijk zijn. De experimentele muziek trekt zich reeds decennia niets aan van de zogenaamde grenzen tussen geluid en muziek. Daar heerst veeleer de gedachte dat een bepaald geluid muziek genoemd kan worden, als het past binnen het geheel. Het gaat veel meer om de context, dan om het geluid an sich. En daar, bij dat begrip context, wringt bij O’Callaghan de schoen. Het is natuurlijk leuk bedacht om twee van de vier leden van Quatuor Bozzini in de weer te laten zijn met een schepje en een met zand gevulde bloempot, maar de vraag is wederom: voegt het wat toe? En dan is het antwoord “niets”. Sterker nog, het leidt af. En in ‘AMONG AM A’ laat hij de musici al te regelmatig obsessief hun stoel verschuiven als onderdeel van de muziek. Eén keer is leuk, twee keer gaat ook nog wel, maar dan wordt het een gimmick, en dus irritant. Bij O’Callaghan ligt het er allemaal zo dik boven op dat het kinderachtig wordt. Wil je ‘andere geluiden’ incorporeren in je muziek? Wil je het begrip vervreemding toepassen? Prima, maar doe het dan wel subtiel, laat het van toegevoegde waarde zijn, je compositie versterken. O’Callaghan bereikt helaas het tegenovergestelde.
Bekijk hier het introductiefilmpje over James O’Callaghan:
Wat dat betreft gooit Anthony Vine hogere ogen. De drie stukken die we voorgeschoteld krijgen, ‘Between Blue’, ‘From a Forest of Standing Mirrors’ en ‘For Agnes Martin’ horen alle heel nadrukkelijk tot zijn oeuvre en bezitten een grote mate van overeenkomst in stijl. Hij zegt zelf over zijn muziek: “Voor mij is geluid een fysiek object. Ik benader muziek met een sculpturale blik. Het is een visueel aspect dat een verscheidenheid aan vormen kan aannemen.” Vine laat zich voor zijn stukken inspireren door uiteenlopende kunstvormen als dans en schilderkunst maar zijn output vertoont opvallende overeenkomsten. Bijvoorbeeld in die benadering van geluid als fysiek object. De klanken in het strijkkwartet ‘Between Blue’ zijn opvallend massief en verdicht, mede doordat hij regelmatig het voltallige kwartet dezelfde muzikale lijn laat spelen, als één instrument laat klinken. En in ‘From a Forest of Standing Mirrors’ voor piano, contrabas en slagwerk creëert hij een bijzondere klankwereld met de combinatie piano, gongs en vibrafoon. De muziek van Vine heeft ook iets kils, afstandelijks en onpersoonlijks. Het gaat bij hem maar al te vaak om thema’s als eenzaamheid, vervreemding en leegheid. In ‘Between Blue’ vangt hij die leegte perfect. Verstild, ijl en met een soort van desolate mysterieuze klank weet hij de luisteraar te vangen. Het werk van Vine kent dan ook zeker parallellen met elektronische muziek. En dan niet qua instrumentatie, want in de drie genoemde stukken zit vrijwel geen elektronica, maar qua vorm en inhoud. De massieve structuren, de microtonale stemming, de gerichtheid op klankkleur vinden we in de elektronische muziek eveneens vaak terug. Dat Vine tevens een groot liefhebber van Morton Feldman is, hoeft evenmin te verbazen. De uitspraak van Feldman die Vine zelf citeert is dan ook onverkort op zijn werk van toepassing: “Er is een bijzonder citaat van Feldman: “Een gedeelte van mijn muzikale denken is om geluid zonder bron te hebben…Mijn stukken falen als iemand kan zeggen: ‘Ah, daar is een trombone, daar is een hoorn.’ Ik wil graag dat de instrumenten…anoniem worden.”
Bekijk hier het introductiefilmpje over Anthony Vine: