Muziekgebouw aan ‘t IJ, Amsterdam – 19 mei 2016
Louise’s uren zijn geteld. Ze is op. Als een schim van zichzelf struint ze tussen haar rotzooi door. Herinneringen zitten haar in de weg, iets weggooien kan ze niet. En intussen werkt haar geheugen steeds slechter, waardoor heldere momenten en klare taal worden afgewisseld met verwarring en vreemde zinnen. “Uwe leipe mastdramnis” kraamt ze uit. Potjeslatijn. Rob Zuidam noemde zijn nieuwe opera ernaar (in feite is het een verhaspeling van Nieuw Amsterdams Peil, het ensemble dat tekent voor de première).
“Uwe leipe mastdramnis
is wilstram nu en am pee
dreemstein luip swaam
sma wula aarto
wat een onbedul mee
batzilla krejoel paum
wegem voorbijnaa”
Onbegrijpelijke zinnen stoot Louise uit terwijl ze zichzelf wast met legpuzzelstukjes. Triestheid en gevoelens van weemoed strijden bij de luisteraar om voorrang, mede veroorzaakt door de muziek die Zuidam bij dit libretto schreef en waarin hij de sfeer en emoties van Louise perfect verklankt. Nieuw Amsterdams Peil, gezeten op de hoek van het podium in zilverkleurige rok en witte trui, speelt het met overgave.
In deze opera kiest Zuidam er vooral voor om de muziek het verhaal te laten vertellen. Het libretto is niet meer dan een lang gedicht en sopraan Gerrie de Vries is hier meer actrice dan zangeres, wat haar overigens bijzonder goed afgaat. Hier staat Louise in al haar onmacht en kwetsbaarheid. Het duurt dan ook relatief lang voor dat haar eerste zinnen klinken. Tijd die gevuld wordt door de verstild harmonische klanken van het ensemble, waarbij telkenmale hoorngeschal weerklinkt als een soort van markeringspunt. Louise zit intussen naar een vogelkooi te staren waaruit de vogel reeds lang gevlogen is. “Stil!” horen we haar op enig moment zeggen en herhalen, steeds sneller en heftiger, terwijl de hoornist die stilte continu doorbreekt. Het is een heftig moment van wanhoop en vergeefsheid. Dan volgt de scene met de puzzels.
Louise weet het, ze gaat het niet lang meer maken. Accepteren kan ze het niet, nog niet. Niets menselijks is haar vreemd:
“Nee, nooit, nimmer.
Nu niet.
Later, nu niet,
Later ga ik, ooit.
Nu niet.”
Het is een vondst, van Zuidam waardoor hij het drama vergroot: Het “later” zingt Louise, eindeloos herhalend, doorsneden met een gesproken “Nu niet”. Het is ook waar ze mee eindigt. Zij valt stil, het orkest valt stil.
En dan is daar die monoloog waarin Louise over zichzelf vertelt in de derde persoon. Aanvankelijk coherent en helder. Maar dan slaat de waanzin toe. Ze schreeuwt, krijst, huilt en het verhaal schiet alle kanten op. Een dramatisch moment waarbij Zuidam ervoor kiest om geen muziek in te zetten. Die muziek horen we na deze monoloog, met snelle dissonanten verklankt hij de eerder door ons geziene wanhoop.
Nadat Louise een douche heeft genomen, een avondjurk heeft aangeschoten, oorbellen heeft ingedaan lijkt ze klaar. Ze gaat liggen en zingt de laatste regels. Terwijl de nog nadruppelende douche (er loopt water uit één van de zakken) ritmisch klinkt en het ensemble voor een intieme melodie zorgt. En dan, als het lijkt dat het ten einde is, volgt de apotheose. Louise staat op en vervalt in een razernij. Driftig loopt ze over het podium, alles overhoop trekkend. Tot ze ineen zijgt. Het is klaar:
“Eeuwig…
Eeuwig de nacht…”
We horen tot slot het ensemble met een melodie van weemoed en afscheid, waarin de hoorn en de marimba als ankerpunt fungeren en de viool en de cello de emoties vertolken en dan is daar de piano met een treurig notenpatroon dat steeds zachter kinkt.