Radio Filharmonisch Orkest – Chin, Dvorák, Tsjaikovski (Concert Recensie)

Concertgebouw, Amsterdam (Zaterdagmatinee) – 30 april 2016

2758434425Eerder dit seizoen was er reeds uitgebreid muziek te horen van de Zuid-Koreaanse componiste Unsuk Chin. Voor de uitvoering in het Muziekgebouw aan ’t IJ tekende het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard onder andere met een prachtige uitvoering van ‘Akrostichon-Wortspiel. Vandaag bij het Zaterdagmatinee in het Concertgebouw staat het klarinetconcert op het programma dat zij in 2014 componeerde voor de Finse klarinettist Kari Kriikku , die ook hier zijn opwachting maakt naast het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de Chinese dirigente Xian Zhang. Met verder stukken van Dvorák en Tsjaikovski weet Chin zich ingebed tussen de klassieken.

KariKriikku026
Foto: Marco Borggreve

Kriikku is zo langzamerhand één van de belangrijkste klarinettisten met als specialiteit hedendaags gecomponeerde muziek. Kajia Saariaho, Magnus Lindberg en onze eigen Michel van der Aa (‘Hysteresis) gingen Chin reeds voor in het verstrekken van opdrachten. En ook Chin kiest ervoor om de klarinet niet in te zetten als solo instrument in contrast met het orkest, maar veeleer als onderdeel van het orkest, om zo de totaalklank te creëren. Het concert bestaat uit drie delen, zonder duidelijke thematische opbouw. Het eerste deel  bevat op zijn beurt eveneens drie delen, die echter vloeiend in elkaar overlopen: ‘Mirage’, ‘Fanfare’ en ‘Ornament’. De klarinet heeft hier nog het meest een solo rol, al valt ook hier de samenhang met het orkest op. Het orkest dat lange, transcendente lijnen speelt en zo prachtig kleurt bij het trillende en soms ijle geluid van de klarinet. Een klarinet die hier regelmatig klinkt als een vogel. Maar de muziek klinkt in dit deel ook soms overrompelend. Het tweede deel ‘Hymnos’ is soberder van toon en levert een intense, donkere, soms bijna mystiek aandoende ervaring. ‘Improvisation on a groove’, het derde deel, klinkt dan weer conform de titel: levendig, extatisch en vol bijna swingende motieven. Aan de mimiek van Kriikku te zien, moet het een genot zijn om dit stuk te spelen, zo levendig en vol passie blaast hij zijn partij. Dat het stuk voor hem is geschreven is te merken, hij speelt het met overgave en flair.

I-120629590
Foto: Chris Lee

Zoals gezegd wordt het klarinetconcert in dit concert geflankeerd door twee werken uit de late negentiende eeuw. ‘Carnaval, opus 92’ van Antonin Dvorák en de vierde symfonie, opus 36 van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.  Beiden zeer beeldende stukken die qua klankkleur en dynamiek veel met elkaar gemeen hebben. ‘Canaval’ dateert uit 1891 en is een soort van hommage aan het Boheemse landleven, de streek waar Dvorák vandaan kwam. Hij zelf zei over het stuk: “Ik stel me een eenzame, bedachtzame wandelaar voor, die tegen de avond de stad bereikt, waar uitbundig feest gevierd wordt. Van alle kanten hoor je het geschetter van instrumenten, gemengd met vreugdekreten en een ongeremde vrolijkheid van de mensen die hun gevoelens uiten in hun liederen en dansdeuntjes.”  Welnu Dvorák’s missie mag geslaagd genoemd worden, want dit alles hoor je terug in dit stuk. Dvorák is in deze idylle ongeëvenaard in het schilderen met klanken. Zhang kiest hier overigens voor een behoorlijk tempo, vooral aan het eind als het orkest het feestgedruis verklankt.

Tchaikovsky_with_wife_Antonina_MiliukovaEen vrouw die zo verliefd is dat ze dreigt zelfmoord te zullen plegen als haar liefde niet wordt beantwoord. Wellicht is het voor een wanhopige vrijgezel een boeiend vooruitzicht. Voor Tsjaikovski, die hier mee werd geconfronteerd, draaide het uit op een drama. Hij trouwde weliswaar met de dame in kwestie, zijn vroegere leerlinge Antonia Miljoekova, maar hield het maar enige maanden met haar uit. In de vierde symfonie verwerkt hij zijn trauma. De symfonie kreeg dan ook niet zo maar de naam ‘Noodlotssymfonie’ mee. Vooral in het eerste deel geeft Tsjaikovski uiting aan die gevoelens van wanhoop. Zinderende dramatiek wordt hier afgewisseld met intens en delicaat lyrisch spel waarin we de strijkers en de blazers met elkaar in dialoog horen. Het tweede deel klinkt vooral ingetogen en melancholisch en verleent een grote rol aan de strijkers en hun intens melodische patronen. Het derde deel is het meest vrolijke deel, met name door het pizzicato spel van de strijkers en de blazers die melodiën spelen die duidelijk wortelen in de volksmuziek. In het vierde deel doemt het noodlot weer op. Tsjaikovski gebruikt hier een Russisch volksliedje ‘In het veld stond een berk’. Kinderen maken van de takken huwelijkskransen die door ongetrouwde vrouwen in het water worden gegooid. Blijft de krans drijven dan ligt een huwelijk in het verschiet, zinkt de krans dan wordt er niet getrouwd. Het is de tragiek in het klein. Dat het voor Tsjaikovski om échte tragiek ging, horen we in dit vierde deel. Zhang drijft het concert naar een stuwende, dramatische en dynamische climax en laat ons in verbijstering achter.