De titel ‘Solo’s voor Virtuosi’, voor een CD vol met solo composities van Louis Andriessen, is een deels wat misleidende titel. Want zoals Elmar Schönberger terecht stilt in het boekje bij de CD is virtuositeit niet iets wat expliciet aanwezig is in de muziek van Andriessen. Niet dat die niet nodig is, maar een goede vertolker van het werk van Andriessen gebruikt die virtuositeit als middel en niet om mee te pronken.
Maar goed, what’s in a name? Belangrijk is dat er hier vijftien composities voor solo instrument door Attaca bij elkaar zijn gebracht, de gehele carriere van Andriessen omspannend. De oudste compositie stamt uit 1962 en de meest recente uit 2008. Er is voor gekozen om de stukken in chronologische volgorde te zetten en in alle gevallen de eerste versies te kiezen. Het maakt het mogelijk om de ontwikkeling die Andriessen als componist heeft doorgemaakt te volgen. Zo zijn ‘Triplum’, in 1962 gecomponeerd voor Jeanette Yanikian, die later zijn vrouw zou worden en ‘Etude pour les Timbres’ seriële stukken, volledig passend in de beginjaren ’60. Maar in ‘Sweet for Recorder’, uit 1964, horen we reeds iets van de kenmerkende harmonische en melodische stijl van Andriessen. Strikt genomen is dit overigens geen solostuk. ‘Recorder’ slaat hier op zowel de blokfluit als de bandrecorder – een taalgrapje wat alleen in het Engels werkt, die een boeiende dialoog aangaan tot het geheel totaal ontspoort. Ook ‘Ende’ is eigenlijk geen solocompositie. Het stuk is voor twee altblokfluiten, die overigens tegelijkertijd door de musicus worden bespeeld, hier door Frans Brüggen die het stuk ook in première bracht. Het levert een boeiend klankpatroon op.
De eerdere opmerking over virtuositeit is goed te illustreren aan de hand van ‘Trepidus’ voor pianosolo. Aan alles is te horen dat dit allesbehalve een eenvoudig stuk is. Een zekere mate van virtuositeit is onmisbaar en toch klinkt dit stuk, hier gespeeld door Gerard Bouwhuis, bedrieglijk eenvoudig. Hetzelfde geldt voor ‘To Pauline O.’, een solostuk voor hobo dat Andriessen schreef voor Pauline Oostenrijk, die hier ook tekent voor de uitvoering. Het is een transcendent, meditatief stuk, waaruit ook duidelijk Andriessens passie voor oosterse muziek blijkt. Ook dit stuk wordt op onnadrukkelijk virtuoze wijze gebracht.
In ‘Image de Moreau’, wat verwijst naar de Franse symbolistische schilder Gustave Moreau, horen we de link die Andriessen verbindt met minimal music. Maar ook valt hier op hoe speels Andriessens muziek is, want het stuk mist die dwingende, ijzeren regelmaat die we bij veel ‘echte’ minimal music componisten terugvinden. Die speelsheid en humor in de muziek van Andriessen zien we op meer plaatsen terug. Het eerder genoemde ‘Sweet for Recorder’ getuigt hiervan, maar zeker ook een stuk als ‘Woodpecker’ voor percussie. Tatiana Kolleva geeft voorbeeldig uiting aan deze specht. ‘Xenia’, dat geschreven werd in opdracht van de Manchester International Violin Competition en dat hier wordt uitgevoerd door Monica Germino, klinkt dan weer heel transcendent, bijna ijl. En ook hier horen we de voor Andriessen zo kenmerkende ritmische structuur.
Het afsluitende ‘The Starting Plank’ is wellicht het meest bijzondere stuk op deze CD. Het is een improvisatie op piano van Andriessen zelf. We horen het ontstaan van een soundtrack bij de gelijknamige film van Mayke van Wamerdam. Een uniek document bij het ontstaan van een compositie.
Beluister hier ‘Sweet for Recorder’ in de uitvoering van Walter van Hauwe: