Matthias Kaiser & Reinhold Friedl – Ololuge / Reinhold Friedl & Costis Drygianakis – τὰ ἀμφότερα ἓν (two into one) / Georg Zichy & Reinhold Friedl – Vleisch (Cd Recensie)

Na duo albums met Martin Siewert en Gwennaëlle Roulleau, die hier gisteren voorbij kwamen, besteed ik vandaag graag aandacht aan drie meer recente duo albums van Reinhold Friedl. De eerste is het bij Tonkunst Manufaktur verschenen ‘Ololuge’, waarop we hem horen met violist Matthias Kaiser. Louter piano en viool, al zou je zweren hier met elektronica van doen te hebben. Bij ‘τὰ ἀμφότερα ἓν (two into one)’ bestaat daarover geen twijfel, Friedl maakte dit album met de Griekse componist en met elektronica werkende Costis Drygianakis voor zijn eigen album Zeitkratzer Productions. Friedl combineert zijn piano graag met elektronica, want op het bij Opal Tapes verschenen ‘Vleisch’ horen we hem in dezelfde combinatie, maar nu met Georg Zichy.

De term ‘ololuge’ stamt uit het Oudgrieks. Via het Latijnse ‘ululo’ komen we op ons begrip ‘ululatie’. Een term die wordt gebruikt om een bepaald soort vocale klank aan te geven: een lang, weifelend, hoog vocaal geluid dat lijkt op een gehuil. Het wordt geproduceerd door het uitzenden van een luide klinker die gepaard gaat met een snelle heen en weer beweging van de tong en de huig. We vinden deze techniek over de hele wereld terug, vaak in rituele contexten zoals bruiloften of begrafenissen. Kaiser en Friedl namen dit als uitgangspunt voor een viertal stukken waarin we louter snaren horen – Friedl slaat geen toets aan – in een constellatie die in alles voldoet aan de hierboven genoemde eigenschappen van ‘ololuge’. dus langgerekte klankuitingen, met een veelal vrij melancholieke ondertoon. Met name het slot van het vrij lange ‘Howl’ is in dit opzicht een prachtig stuk muziek, die krakende vioolklanken gaan hier door merg en been. Bij het repetitieve patroon van ‘Moan’ krijg ik nog een andere associatie: die van een stationair draaiende machine, die op sommige plaatsen vastloopt. Maar gezien de betekenis van ‘ololuge’ is het laatste stuk, ‘Whimper’, met die bijzonder langgerekte noten wellicht wel het meest kenmerkende, wat een klaagzang presenteert dit duo ons hier!

‘τὰἀμφότερα ἓν (two into one) ‘ kwam op bijzondere wijze tot stand. Drygianakis maakte opnames van Reinhold Friedl’s spel op een Blüthner vleugel. Niet op de traditionele wijze, maar met een zeer uitlopend gamma aan microfoons, waaronder een oude Neumann U67, maar ook een cassette recorder en zelfs een dictafoon. Met al die opnames trok hij zich aansluitend terug in de studio en verwerkte deze opnames tot dit geluidskunstwerk. Er staat apart in het persbericht dat hierbij geen andere geluiden gebruikt zijn, iets dat bijna niet te geloven is, want die klanknevels die we verderop horen, als de storm, waar het stuk mee begint, is gaan liggen, suggereren toch echt iets anders. De klank neemt steeds verder af, tot het nagenoeg stil is. Dan zijn we zo rond de twintigste minuut en begint Drygianakis zijn klanksculptuur weer geleidelijk op te bouwen, eerst met enkele aanslagen, afgewisseld met stiltes en dan verderop met wat meer pianistische verrichtingen van Friedl. Met de dynamiek neemt ook de spanning toe, duistere klanknevels weet Drygianakis uit Friedls snarenspel te creëren. Want deze musicus voegt weliswaar geen klanken toe, met zijn elektronica weet hij de door Friedl aangedragen bouwstenen briljant te rangschikken. Overigens eindigt dit album zo ongeveer als het begon: met een storm aan klanken.

‘Vleisch’ bestaat uit drie stukken improvisatie, zonder aanpassingen achteraf. Alle titels van de stukken, net als dat van het album draaien om vlees. We beginnen met ‘Fläsk’. Ontstemde, industrieel aandoende klanken, invloeden van noise, free-jazz, hedendaags gecomponeerd, samengevoegd tot een tegendraadse klanksculptuur. Als een beekje, zo kabbelt de noise in ‘Vlees’. Gestaag verontrustend. Een al even spannend deel in dit verreweg meest experimentele album van de vijf die in deze twee recensies voorbij komen. Het toont de veelzijdigheid van Friedl die qua geluid nergens voor terugdeinst. Het beekje wordt deinende ritmiek, alsof er een machine staat te stampen. Tot ook hier de abstractie de overhand krijgt en we in een chaos van noise belanden. Of we op een bouwplaats zijn beland, zo klinken de eerste minuten van de bijna veertig (!) minuten durende noise uitbarsting ‘Flesh’. Dit is gewoon herrie, maar dan wel van het creatieve soort, al kan ik mij voorstellen dat niet iedereen dit kan waarderen. Die noise blijft overheersen, al wordt het halverwege wel wat rustiger, intieme noise noemen we dat. En dan begint het te stormen, een heuse geluidsstorm. Helemaal tegen het einde is het klaar, horen we klokken beieren en een hoop ruis.

Alle albums zijn (deels) te beluisteren op Bandcamp en daar ook te koop: