De albums van Rutger Zuydervelt brengen me bij de hardanger fiddle. Onlangs verscheen bij Laaps ‘Hardanger’ dat zijn titel ontleent aan dit instrument, hier bespeeld door Niki Jansen. Verder horen we vocaliste en gitariste Mariska Baars, ook werkend onder het alias Soccer Committee, die al zo’n twintig jaar regelmatig samenwerkt met Zuydervelt. Dat een hardanger fiddle en elektronica prima samengaan bewijst ook het bij Hubro verschenen ‘Gjenskinn’ van wellicht wel de beroemdste bespeler van dit instrument: de Noor Nils Økland. We horen hem samen met Rolf-Erik Nystrøm op saxen, Sigbjørn Apeland op harmonium en fender rhodes, Håkon Stene op percussie en elektronica en Mats Eilertsen op contrabas.
Zoals het vaker gaat bij het opnameproces van Zuydervelds albums, speelde Jansen eerst, met wat aanwijzingen van Baars, de nodige improvisaties. Baars vulde deze aan met gitaarspel en stemopnames, waarna Zuydervelt de opnames kreeg en op zijn beurt aanvulde met elektronica tot een wederom boeiend geheel. Het eerste van de twee stukken vangt aan met een zwakke ritmiek en een transparante klankwolk, die gaandeweg in elkaar overgaan en steeds meer kleur krijgen. Het geluid van de twee akoestische instrumenten en de elektronica gaan een dusdanige relatie met elkaar aan dat nauwelijks nog uit te maken is wie nu precies welk geluid voorbrengt. Tot we zo ongeveer rond de achtste minuut in dit spannende klanklandschap de stem van Baars herkennen. De muziek komt wat meer in golven en dan herkennen we zo rond de elfde minuut de hardanger fiddle overduidelijk en iets verderop Baars’ gitaarspel. Langzaam dooft het uit. In het tweede deel horen we allereerst Baars’ stem, door Zuydervelt kunstig vervormt tot onverstaanbare klanken, of er meer dan één vocaliste deelneemt, zo klinkt het. Dan doemt de hardanger fiddle op, langgerekte klanken producerend, de menselijke steun ondersteunend. Dit tweede deel is afwisselender dan het eerste en kent ook een grotere invloed van de folk, een muziekstijl waarin die hardanger fiddle een belangrijke rol speelt. Mooi ook die frase rond de zevende minuut, waarin dit volledig tot uiting komt en waarin we ook duidelijk Baars’ gitaarspel horen. Pas verderop gaat de elektronica een grotere rol spelen.
‘Gjenskinn’ vangt aan met ‘Minimalvals’, waarin we Økland in eerste instantie solo horen, waarna we het harmonium, bespeeld door Apeland onderscheiden, een instrument wat daar ook prima bij past. Zoals de titel reeds aangeeft, klinkt het allemaal uiterst minimalistisch. Zeker qua sfeer komt het hier dicht bij elektronica, al is ook de traditie van de folk hier nooit ver weg. ‘Lys’, het titelstuk ‘Gjenskinn’ en ‘Morgenkvist’ zijn nog betere voorbeelden. In de eerste twee stukken vormen het geluid van de viool, die Økland eveneens bespeelt en de elektronica een bijzonder subtiel klanklandschap, in ‘Morgenkvist’ is het de combinatie van de hardanger fiddle, Eilertsens contrabas en elektronica die opvalt. Het uiterst minimalistische ‘Svern’, met bijzondere percussie van Stene, valt eveneens op en schurkt qua sfeer ook sterk tegen experimentele elektronica aan, zonder de traditionele wortels te verloochenen. ‘Framover’ en ‘Silhuett’ kennen meer invloed van folk, zich onder andere uitend in een bijzondere altsaxsolo van Nystrøm in die eerste en een meeslepende melodie in de tweede. ‘Tilley Plump’ en ‘Kairo’ tonen aan dat Økland ook andere muzikale invloeden dan de Noorse tot zich neemt. In het eerste stuk draait alles om een melodisch patroon dat hij leerde op de Shetland Eilanden, voor het tweede gebruikte hij een melodie van de Egyptische fluitist Ahmed El Arnab als basis voor een opvallend eclectisch stuk waarin experimentele jazz, folk en Arabische muziek samenkomen. Qua experiment moet hier ook zeker ‘Kraft’ genoemd worden, dat zijn titel alle eer aandoet.
Beide albums zijn te beluisteren te koop via Bandcamp: