Sarah Aristidou, Les Siècles & Franck Ollu – Weelderige klankverbeelding (Concert Recensie)

De Bijloke, Gent – 6 januari 2025

Pierre Boulez in 1966

Een eeuw geleden werd één van de belangrijkste componisten van de hedendaags gecomponeerde muziek geboren: de in 2016 overleden Pierre Boulez. Naast componist was hij een vermaard dirigent, oprichter en jaren lang directeur van het fameuze IRCAM en belangrijk theoreticus. De Bijloke, in Gent eert hem dit concertseizoen, meer dan enige andere concertzaal in de Benelux en zo was gisterenavond het prachtige ‘pli selon pli, portrait de Mallarmé’, één van zijn belangrijkste werken, gecomponeerd tussen 1957 en 1962 en herzien in 1989, te horen in een prachtige uitvoering door de sopraan Sarah Aristidou en het Franse orkest Les Siècles, onder leiding van Franck Ollu. Verder op het programma – of bijna zeventig minuten Boulez al niet genoeg is – nog twee stukken van een belangrijke voorganger en inspiratiebron van Boulez: Claude Debussy. Allereerst zijn ‘Trois poèmses de Stéphane Mallarmé’, om nog even bij deze dichter te blijven en verder zijn beroemde en overbekende ‘La Mer’.

Het was meer dan een steen in de vijver, die overstap die Arnold Schönberg begin vorige eeuw maakte naar de atonale muziek. Een stap die in wezen het einde betekende van de melodie en muziek als verhaal. Niet iedereen stond erbij te trappelen en de echte doorbraak van deze nieuwe wijze van componeren zou pas volgen na de Tweede Wereldoorlog. Een ontwikkeling waarin Boulez een bijzonder grote rol heeft gespeeld. Ook bij hem vertelt de muziek niet langer een verhaal, is de muziek geen medium om, in het geval van ‘pli selon pli, portrait de Mallarmé’, middels muziek gedichten te illustreren. Wat Boulez wel doet en je zou kunnen zeggen in navolging van Debussy, die overigens nog wel tonaal componeerde, is de sfeer van de poëzie en de klank van de woorden in muziek vatten. In navolging van Richard Wagner kun je ook stellen dat dit een ‘Gesamtkunstwerk’ is, waarin de klank van de akoestische instrumenten – met een opvallend grote rol voor akoestische gitaar, mandoline en celeste – prachtig samenvalt met die van de menselijke stem.

Sarah Aristidou. Foto: Andrej Grilc

Wellicht kun je ook moeilijk anders met die hermetische poëzie van Mallarmé. Neem als voorbeeld de eerste strofe uit ‘Une dentelle s’abolit …’ dat Boulez gebruikt in het derde deel, ‘Improvisation II “Une dentelle s’abolit: “en lost het zichzelf op in de twijfel van het opperste spel, om zich als een godslastering te openen, alleen de eeuwige afwezigheid van een bed”, of deze eerste strofe uit ‘À la nue accablante tu’, die we tegenkomen in het vierde deel, ‘Improvisation III “À la nue accablante tu”: “op de overweldigende naaktheid van basalt en lava na de slaafse echo’s door een deugdloze hoorn”. Beide in de vertaling die te lezen was via de boventiteling, hulde daarvoor! Wat hier duidelijk niet werkt is om dit soort gedichten op de gebruikelijke wijze te willen begrijpen, dit zijn geen teksten die een verhaal vertellen, dit zijn teksten die iets willen oproepen. Op diezelfde wijze moeten we luisteren naar de muziek die Boulez hierbij componeerde, naar het gevoel dat Boulez had toen hij deze teksten las, wat deze teksten met hem deden, hoe hij omging met de klanken van het voorlezen van de Franse woorden. Ik geef ze hier nogmaals in de oorspronkelijke taal: Une dentelle s’abolit / Dans le doute du Jeu suprême / A n’entrouvrir comme un blasphème / Qu’absence éternelle de lit”. en “À la nue accablante tu / Basse de basalte et de laves / À même les échos esclaves / Par une trompe sans vertu”. En op sommige momenten komen die twee werelden van muziek en poëzie op prachtige wijze bij elkaar, voel je wat Boulez wil zeggen, zonder dat je het in woorden kunt vatten. Prachtig ook dat vrij hectische, dynamische deel ‘Tombeau’. Hectisch en dynamisch, in de ritmiek herken je zijn leermeester Olivier Messiaen, maar niet dramatisch. Al mag je als luisteraar dit natuurlijk wel als dramatisch begrijpen, dat is aan jou.

Dat is anders bij Debussy. En het is mooi om te horen wat hij deed met drie gedichten van Mallarmé: ‘Soupir’, ‘Placet futile’ en ‘Éventail’. Zoals de impressionistische schilders niet langer meer de werkelijkheid zo goed mogelijk wilden verbeelden, maar trachtten om de wijze waarop je die werkelijkheid beleeft zo goed mogelijk in kleur te vangen, zo probeerde Debussy dat in muziek. Ook bij hem gaat het dus om het verklanken van de sfeer van deze gedichten en de gevoelens die dit bij hem opriepen. Maar beluister ‘La Mer’ en je hoort dat Debussy, in tegenstelling tot Boulez, daarbij het drama geenszins schuwt. Zo hoef je niet te weten dat het derde deel als titel ‘Dialogue du vent et de la mer – Animé et tumultueux’ meekreeg, in het klankpalet hoor je hoe de wind de golven opzweept, hoor je de spanning in de strijkers en de dynamiek van het slagwerk.