Willem Twee Toonzaal, ‘s-Hertogenbosch / Theaters Tilburg – 2 en 7 december 2024
Bryce Dessner is een veelzijdig mens. Was hij aanvankelijk vooral bekend als gitarist van The National, de laatste jaren ontpopt hij zich steeds meer als componist. En in tegenstelling tot een aantal van zijn generatiegenoten leidt dat laatste bij hem tot superieure resultaten, met als laatste wapenfeit een fantastisch pianoconcert, dat deze week zijn Nederlandse première kreeg door Philzuid, onder leiding van chef-dirigent Duncan Ward, in samenwerking met de vermaarde pianiste Alice Sara Ott en dat gisterenavond te horen was in Theaters Tilburg. Dessner zelf was er afgelopen maandag bij in de Willem Twee Toonzaal. Ook hier tijdens de eerste helft van het concert gecomponeerde muziek voor strijkkwartet, uitgevoerd door het het Franse Quatuor Zaïde, Dressner woont tegenwoordig in Parijs, terwijl we de meester zelf als uitvoerend musicus in het tweede deel horen, met de singer-songwriters This is the Kit, ofwel Kate Stables en Mina Tindle, Dressners partner.
En zo enerverend, onderhoudend en vernieuwend als zijn gecomponeerde werk klinkt, zo oubollig en nietszeggend is de muziek die hij met This is the Kit en Tindle brengt. Voortkabbelende luisterliedjes, deels in het Engels en deels in het Frans, waarin nu werkelijk helemaal niets spannends of onverwachts zit. Muziek die we inmiddels, na meerdere decennia zo langzamerhand wel kennen. Gedurende het concert bekruipt me dan ook de gedachte dat Dressner hier nooit zou staan als Tindle niet zijn levenspartner zou zijn, zij mag meeliften op de bagagedrager. Nee dan die twee stukken voor strijkkwartet, de delen uit ‘Impermanence’ en het in 2009 voor het vermaarde Kronos Quartet geschreven ‘Aheym’, prachtig gespeeld door dit strijkkwartet, dat ook nog wat cachet geeft aan het popconcert, maar wat daar veel minder goed tot zijn recht komt. Helaas wordt niet duidelijk welke delen van het in totaal een uur durende ‘Impernance’, geschreven voor The Australian String Quartet en de Sydney Dance Company, iets dat je er goed aan af hoort, hier worden gespeeld, maar boeiend is het zeker. Zo speelt in wat ik voor het gemak maar even het eerste deel noem de cello een allesbepalende rol, hier voor de nodige spanning zorgend, met krachtige en doorleefde, duidelijk door folk beïnvloedde klanken, waarin je die achtergrond in de pop van Dessner duidelijk terughoort. Het tweede, vrij korte deel klinkt opvallend ingetogen, vol breekbare noten, waarna in het derde deel de dynamiek weer terugkeert, met een repetitieve ritmiek en een opvallend duistere cellopartij. Het nog geen tien minuten durende ‘Aheym’ speelt het kwartet wel in zijn geheel en ook hier overheerst de dynamiek, met direct al aan het begin spannend staccatospel, maar waarin ook ruimte is voor meer ingetogen, vloeiend klinkende noten.
Dessner droeg zijn pianoconcert, dat hij vorig jaar speciaal componeerde voor Ott, op aan zijn zus Jessica, die al jarenlang een strijd voert met kanker. Zij is ook balletdanseres, iets waar hij in dit concert al in het eerste deel, ‘How To Dance’ naar verwijst. Dessner giet het in een ritmisch, stuwende frase waarin we tevens zijn band met de minimalistische traditie terughoren. Een deel waarin Ott haar virtuositeit zonder meer kwijt kan. In ‘How To Breath’ horen we de meer ingetogen kant van zijn compositorische vernuft, al maken we ook hier verderop wat meer vaart, middels een bijzonder subtiele ritmiek van de strijkers. Het derde en laatste deel, ‘How To Feel’ klinkt dan weer sterk stuwend, dynamisch en meeslepend. Ward voelt zich duidelijk thuis bij deze partituur en leidt het orkest met strakke hand door deze prachtige muziek.
Er viel natuurlijk meer te genieten tijdens dit concert. Zo klink ‘Distorted Fantasia (after J.P. Sweelinck)’ van Joey Roukens, in 2021 geschreven voor het Koninklijk Concertgebouworkest. Een ieder die nog steeds denkt dat hedendaags gecomponeerde muziek ontoegankelijk is, raad ik dit stuk van harte aan. Schitterend zoals hij hier een fragiel klankweefsel van vioolklanken weeft en de blazers hierbij aan laat sluiten. Gaandeweg ontstaat er meer dynamiek. Aanvankelijk vrij ingehouden, maar verderop meer expliciet. Swingend, soms doet de muziek me aan die van Leonard Bernstein denken, speels en ja, tegen het einde kruipt dat ‘distorted’ erin. En dan is er na de pauze de muziek van Ottorino Respighi, al weer een eeuw oud, dus amper nog hedendaags te noemen. Maar als geen ander was deze Italiaanse componist in staat om beelden en de bijbehorende sfeer te vangen in muziek. Hoe de ochtend in Rome opgang komt in het tweede deel van ‘Fontane di Roma’ uit 1915-16. ‘La Fontana di Tritone al mattino’ heet dit deel. Hoe de muziek hier langzaam begint te stromen, uiting gevend aan de toenemende levendigheid in de stad. Of dat fenomenale ‘Circenses’, het eerste deel van ‘Feste Romane’, die zinderende spanning van de strijkers, heftige bewegingen van de drie trompettisten – die hiervoor hebben plaatsgenomen op het achterbalkon – en overdonderend slagwerk. Een opvallend vrolijk en dynamische, uit vier delen bestaande cyclus – Respighi koos niet voor niets vier feesten als thematiek – waar Ward het orkest met veel souplesse doorheen leidt. Strak en puntig dirigerend, niets aan het toeval overlatend. De staande ovatie aan het einde is niet minder dan verdiend.