De Bijloke, Gent – 15 november 2024
Onder de titel ‘Les extrêmes se touchent’, ofwel ‘de extremen raken elkaar’ bracht de Brussels Philharmonic afgelopen vrijdag in De Bijloke, de concertzaal van Gent, een programma waar we in Nederland niet van durven dromen. Want welk orkest van formaat bij ons durft het aan om in één concert louter muziek van Pierre Boulez, volgend jaar is het honderd jaar geleden dat hij werd geboren, iets dat in Gent uitgebreid herdacht wordt en John Cage te programmeren? Juist, geen enkel orkest. Want daar krijg je geen zalen mee vol. Iets dat daar in De Bijloke overigens nog wel mee viel. Maar ja, daar kun je ook voor € 60,- gedurende het seizoen twaalf concerten hedendaagse muziek bijwonen! Maar genoeg geklaagd, op naar de muziek die hier op grootse wijze klonk, onder leiding van niemand minder dan Ilan Volkov, ook nog eens één van de beste dirigenten als het over hedendaags gaat.
Boulez en Cage waren enige tijd bevriend. Tussen 1949 en 1952 schreven de twee elkaar uitgebreid brieven, enige jaren geleden ook in boekvorm uitgebracht onder de titel ‘The Boulez-Cage Correspondence’. Het geheel culmineerde in een bezoek van Boulez aan Cage eind 1952 in New York, waarna de brieven ineens veel zeldzamer werden. Wat daar precies is gebeurd weten we niet, maar uit brieven aan anderen weten we wel dat Boulez moeite had met Cage’ denkwijzen rondom muziek. Met name zijn ideeën over toeval kon hij absoluut niet waarderen. Verwonderlijk is dat niet, want Boulez zwoer dan wel, in navolging van Arnold Schönberg, iedere vorm van betekenisgeving in de muziek af, hij zag niet af van structuur. Iets wat Cage uiteindelijk natuurlijk wel deed. Het is een verschil van inzicht dat we ook bijzonder goed terughoren in dit concert. De twee stukken van Boulez, ‘Initiale’, dat wordt uitgevoerd door zeven koperblazers en ‘Mémoriale’ voor strijkers en fluit, vallen vooral op door die structuur. Het zijn beiden hechte, duidelijk volledig gecomponeerde stukken, al verschillen ze verder in alles van elkaar. Klinkt ‘Initiale’ vrij krachtig en duister, mede natuurlijk door die instrumentatie, in ‘Mémoriale’ gaat het er juist uiterst fijnzinnig aan toe, waarbij met name die wat rafelige fluitklank opvalt. Cage’ ‘Six’ en ‘Seventy-Four’ zijn werken die Boulez niet kon waarderen. Beiden schreef Cage aan het eind van zijn leven. ‘Six’, nota bene geschreven voor Slagwerk Den Haag, dat zich sinds kort HIIIT noemt, stamt uit 1991, ‘Seventy Four’ van een jaar later. Het commentaar bij ‘Six’ op de website maakt goed duidelijk waarom niet: “In this piece, single tones are placed within flexible time-brackets. Beginnings and endings of the brackets overlap, resulting in the possibility of short, long, or medium-length tones. Longer tones should be played softly, shorter tones may be played louder. Longer tones should further be played using tremolo or by brushing”. In ‘Seventy Four gaat Cage nog een stap verder: “Orchestral parts without score to be played with video clock without conductor. Single notes in flexible time-brackets… There should be the usual imperfection of tuning perhaps slightly exaggerated so that the music is microtonal…”. Het is het stuk waar dit boeiende concert mee eindigt, een stuk waarin het louter draait om klank.
In het ‘Concerto for Prepared Piano and Chamber Orchestra’ uit 1950/51 is er nog veel minder sprake van dat toeval, een stuk dus uit die periode dat de twee nog op goede voet met elkaar stonden. Waar Boulez dan weer wel moeite mee gehad zal hebben is dat de pianopartij in het eerste deel geïmproviseerd is. Een echt pianoconcert is dit overigens niet echt. Zo horen we in de eerste twee delen de piano en het orkest nooit samen en is de rol van de pianist sowieso niet bijzonder groot. Maar bovenal is de piano zodanig geprepareerd dat we eerder vandoen lijken te hebben met slagwerk dan met een piano, iets dat wel een bijzonder effect geeft aan dit concert. In het laatste deel trekken piano en orkest wel samen op, een deel waarin Cage ook veel gebruik maakt van stiltes, een ander kenmerk van zijn muziek. ‘The Seasons’ dateert uit 1947 en is er in twee versies, die voor piano en die voor orkest. Die eerste wordt vrij vaak gespeeld, die tweede vrijwel nooit. Cage schreef het stuk voor een ballet van zijn partner Merce Cunningham. Voor een ieder die vertrouwd is met de late muziek van Cage, waaronder dat eerder genoemde ‘Six’ en ‘Seventy Four’, is dit muziek die we niet direct met Cage associëren. Het deed mij op sommige momenten eerder denken aan de muziek van Igor Stravinsky dan aan die van Cage zelf. Mede vanwege het feit dat dit balletmuziek is, klinkt het namelijk opvallend harmonieus en lyrisch. De blazers hebben, samen met de harp en de piano duidelijk de leiding, terwijl de strijkers en meer ondersteunende rol spelen. Boeiend is ook die zelfs wat romantische passage verderop waarin we de strijkers veel duidelijker horen, op vrij ritmisch pianospel. Het einde klinkt vrij heftig, een echte ‘Finale’.