Willem Twee Toonzaal / Verkadefabriek, ‘s-Hertogenbosch – 14 november 2024
De twee concerten op donderdagavond, mijn laatste verslag van deze editie van November Music, laten prachtig horen hoe divers de hedendaags gecomponeerde muziek is. Want de muziek van Kate Moore, uitgevoerd door haar eigen Herz Ensemble, klinkt totaal, maar dan ook totaal anders dan het door Orkest De Ereprijs, samen met sopraan Elisabeth Hetherington uitgevoerde ‘Tattar…rattat’ van Andys Skordis. Zo gelijkmatig en introspectief als de muziek van Moore meestal klinkt, zo explosief en extravert gaat het er bij Skordis aan toe, met een absolute glansrol voor Hetherington, die volkomen terecht onlangs nog de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs won.
We beginnen het concert met de muziek van Moore met haar solostuk voor piano ‘Meuse’, geschreven in 2019 tijdens een retraite dicht bij de Maas. We horen de brede rivier “traag door oneindig laagland gaan”, om de dichter Hendrik Marsman maar eens te citeren, dromerig en contemplatief. Tegelijkertijd is er die verraderlijke onderstroom, zich uitend in krachtige aanslagen. Laura Sandee speelt het met veel overtuigingskracht. Dan is het de beurt aan Tom Sanderman op altsax en klarinettiste Annette Schenk. Zij spelen ‘Telephone’, waarin Moore refereert aan het eerste telefoongesprek met Louis Andriessen, waar ze vlak daarna bij zou gaan studeren – iets dat je overigens goed terughoort in haar muziek. Op elkaar reagerend, ontstaat er steeds meer enthousiasme in het spel van de twee. En is het eerst nog een dialoog, op zeker moment wordt het stromende ritmiek: de twee hebben elkaar duidelijk gevonden. Er klinken ook twee liederen, waarin we duidelijk de voorliefde voor oude muziek bij Moore terughoren. Zeker door de rol van countertenor Kaper Kröner dient die associatie zich op. Maar ‘Deus Meus et Omnia’ en ‘Cantico del Sole’ klinken hier prachtig, met als stemmen Kröner en Sanderman – die laatste op sopraansax, een instrument dat prachtig kleurt bij Kröners vocale bijdrages – en met als begeleiding harp en piano. Aansluitend klinken een aantal stukken voor de bezetting van viool, cello, contrabas, harp en slagwerk, stukken die eerder op Cd verschenen bij Unsounds onder de titel ‘Revolver’, een Cd die ook hier voorbij kwam. We beginnen met het titelstuk, waarin met name dat begin opvalt van de harp en het slagwerk in een voor Moore zo typisch ritmisch patroon, dan volgt de viool met een ander patroon. Vervolgens haken de cello en de contrabas aan en neemt de complexiteit toe. Een procedé dat Moore aansluitend nog een keer herhaalt. In ‘The Boxer’ zijn het de harp en de contrabas die op fijnzinnige wijze de samenwerking met elkaar aangaan, waarna viool en cello meer kleur aanbrengen, klinkend als een voorjaarsbriesje. Duistere bewegingen van de contrabas horen we aansluitend in ‘(Trio) Song of Ropes’, waarna de cello zich erbij voegt, een fractie hoger klinkend en de harp in het lage register, een contemplatieve klaagzang. Tot slot klinkt de viool weer met een prachtige melodie in ‘Way of the Dead’, terwijl verderop weer die meeslepende ritmiek klinkt.
‘Tattar…rattat’, schreef Skordis, speciaal voor sopraan Elisabeth Hetherington en Orkest De Ereprijs. Volgens de website van het orkest nodigt deze compositie” het publiek uit voor een muzikale reis die de grenzen van tijd overstijgt, waarin de klanken van de 17e eeuw vloeiend in gesprek gaan met hedendaagse muziek”. Skordis “grijpt terug naar de 17e-eeuwse air de cour (een strofisch lied waarbij ieder tekstcouplet op dezelfde melodie gezongen wordt.), die als een rode draad door het programma verweven is. Met elke scène verandert de sfeer, door het gebruik van verschillende instrumenten, belichting en bewegingen in de zaal. Sopraan Elisabeth Hetherington leidt het publiek als een moderne sjamaan door deze muzikale ceremonie. Haar stem en aanwezigheid brengen de klanken tot leven, en verbinden ons met vergeten delen van het verleden, terwijl ze tegelijkertijd nieuwe betekenissen en gevoelens oproept”. En blijkbaar, zo vul ik eraan toe, is het totaal onbelangrijk wat zij precies zingt, want er is geen tekst beschikbaar en geen boventiteling. Dat terwijl er wel degelijk sprake is van een tekst. Is dat voor Skordis niet van belang? Geen idee, maar een beetje verwarrend vind ik het wel. 17e-eeuws dus. Ja, maar verwacht daar niet te veel van, ook al zit er helemaal vooraan een viola da gamba speler, want dit is toch vooral heel erg hedendaags. Waarbij Skordis het theatrale, dat heeft hij dan wel weer gemeen met de muziek uit die tijd, geenszins schuwt. Hetherington weet daar overigens uitstekend raad mee, we horen haar fluisteren, lispelen, schreeuwen, krijsen, eigenlijk alles behalve ‘normaal’ zingen. Een performance waar je stil van wordt. Dat geldt overigens niet minder voor de leden van dit orkest die zich met veel enthousiasme door deze volgens mij hondsmoeilijke partituur worstelen. Met name de percussionist heeft het soms behoorlijk zwaar.