Theater aan de Parade, s’-Hertogenbosch – 10 november 2024
De derde dag alweer van November Music, met ook vandaag weer een primeur. Niet eerder trad het Radio Filharmonisch Orkest op tijdens dit festival, vanmiddag met hetzelfde programma dat gisteren klonk tijdens het NTR Zaterdagmatinee. Onder leiding van Vasily Petrenko, die al eerder voor muzikaal vuurwerk zorgde met dit orkest, speelde men het zelden uitgevoerde ‘Absolute Jest’ van John Adams, met als solisten het Dudok Quartet en de vierde symfonie van Dmiti Sjostakovitsj. En het is het Dudok Quartet dat zonder het Radio Filharmonisch Orkest het concert aanvangt, iets dat niet vaak gebeurt in concertland. Ze spelen het eerste deel van het strijkkwartet ‘What Remains’ uit 2020 van Joey Roukens.
In dat eerste deel, ‘Strange Oscillations’, horen we overduidelijk dat Roukens geïnspireerd is door het Amerikaanse minimalisme. Maar Roukens is een Nederlander en dus horen we hier ook de Europese traditie terug, bijvoorbeeld in dat pizzicatospel aan het begin, maar zeker ook in die luisterrijk ingetogen frase tegen het einde van dit deel, als voorbij trekkende wolken. En Adams mag dan een Amerikaanse componist zijn, van oudsher speelt ook in zijn werk die Europese muziek een grote rol en dan vooral die van de romantiek. Zo citeert hij in dit ‘Absolute Jest’ veelvuldig de muziek uit Beethovens laatste strijkkwartetten. Wel ingebed in dat Amerikaanse minimalisme waar Adams zeker ook schatplichtig aan is. Direct al aan het begin zet hij een meeslepende ritmiek in, waar Petrenko zich uitstekend bij thuis voelt. Een strijkkwartet als solist in een concert is vrij zeldzaam, ook een reden waarom dit stuk niet vaak te horen is. Al snel pakken zij de lead met een indringend en meeslepend resultaat. In een vrij romantische passage voor de violen iets verderop horen we dan weer sterk die invloed van Beethoven. Een invloed die we nog sterker terug horen in het tweede deel van dit boeiende stuk.
Petrenko houdt het orkest het gehele stuk in een ijzeren greep, geen detail ontsnapt aan zijn aandacht en zelfs in de meest dynamische frases – en neemt u van mij aan: die zijn dynamisch! – weet hij het klankbeeld volstrekt helder en transparant te houden. Kan het nog beter? Ja, zeker, in die vierde symfonie van Sjostakovitsj, die hij volgens mij al in de wieg hoorde. Uit alles blijkt dat hij dit meesterwerk tot in de allerkleinste details kent. Het is letterlijk adembenemend hoe hij dit orkest, toch echt behorend tot de wereldtop, door deze complexe partituur leidt. Want wat een divers meesterwerk is dit, waarin een ongekende ritmiek, met jagende snelheid – en iedere keer pookt hij het vuur nog net een beetje verder op – wordt afgewisseld met werkelijk schitterende solo’s. Met name die van de fagot, de hobo en de trombone in dat tweede deel zijn onvergetelijke momenten. En dan die strijkers, in meer dan ruime mate vertegenwoordigd. Sjostakovisj laat ze gloedvol musiceren, de ene schitterende melodie verruilend voor de volgende. Een ander hoogtepunt is die frase met vogelgeluiden van de houtblazers, tenminste dat is de associatie die ik ermee heb, waarna we in een duidelijk door de Russische volksdansen geïnspireerde frase belanden, waarna het tempo oploopt als in een triomftocht. Dat was een mooie einde geweest, maar Sjostakovitsj kiest een andere weg. Op een ritmisch patroon van de contrabassen, het lijkt wel een stationair draaiende motor, creëert hij een boeiend klanklandschap met een grootse rol voor de celeste. Heel langzaam dooft het uit waarna de laatste klanken oplossen in de stilte.