Theater aan de Parade / Grote Kerk, s’-Hertogebosch – 8 november 2024
November Music, editie 2024 is begonnen. Gisterenavond vonden de eerste twee concerten plaats met als rode draad de cello. Twee concerten die eerder deze week ook te horen waren tijdens de Cello Biennale in Amsterdam. Amsterdam Sinfonietta trapte af in een volledig verbouwd Theater aan de Parade, met een concert op het grensgebied tussen volksmuziek uit de Kaukasus en hedendaags gecomponeerd, waaronder het nieuwe celloconcert, ‘Sävq’ van Franghiz Ali-Zadeh, met Kian Soltani als solist. Verder hoorde ik Capppella Amterdam, onder leiding van Daniell Reuss, met het nieuwe stuk van Mathilde Wantenaar en ‘Canticle of the Sun’ van Sofia Goebaidoelina. Als solist hoorden we Pieter Wispelwey.
Voordat ‘Sävq klinkt, van de uit Azerbeidzjaan afkomstige Ali-Zadeh, is haar stuk ‘Reqs’, ofwel ‘dans’ aan de beurt. Ze schreef het oorspronkelijk voor het Kronos Quartet en dus voor strijkkwartet, maar de versie die we hier horen is voor strijkersensemble, met andere woorden: tien violen, vier altviolen, vier cello’s en twee contrabassen, de bezetting van het Amsterdam Sinfonietta. Een meeslepend en krachtig stuk. Het zijn de vier cellisten en één contrabas die verderop tijdens dit concert beginnen in ‘Sävq’, waarna al snel de solist klinkt, met opvallend fragiele noten, verklankend waar volgens de componiste dit eerste deel over gaat: “mooie dromen, heldere herinneringen, vrolijke wensen en onvervulde verlangens”. Dat we in dit deel aan verschillende muzikale sferen worden blootgesteld mag dan ook niet verbazen. Het tweede deel is nog veel dynamischer, het “drukt het verlangen en de vastberadenheid uit om te vechten en obstakels te overwinnen”. In dit deel speelt ook slagwerk een belangrijke rol, op een bijzonder mooie wijze vermengd met de klanken van de solist en het ensemble. Een ander bijzonder stuk tijdens dit concert is ‘Gossamer Road’ van Florian Magnus Maier, waarin we Ketevan Roinishvili als solist horen. Hij schreef dit stuk oorspronkelijk voor cello en piano, maar maakte speciaal voor Amsterdam Sinfonietta deze bewerking voor cello, percussie en strijkorkest. ‘Gossamer’ is de benaming van de dunne draad die spinnen weven, ofwel de dunne draad die aan de basis staat voor zijde en dus ook voor de zijderoute. Op mooie wijze vermengt de componist hier westerse klassieke muziek met de volksmuziek van het oosten.
Voor ‘La Noche Oscura del Alma’, het nieuwe stuk van Mathilde Wantenaar, haalde ze inspiratie bij de zestiende-eeuwse monnik en dichter Johannes van het Kruis: “Er gaan geruchten dat het is geschreven toen San Juan zelf een heel moeilijke tijd doormaakte, aangezien hij gevangen werd gehouden in een kleine donkere cel en vaak werd gemarteld”. Aansluitend besloot Wantenaar het gedicht aan te vullen met andere stukken rond “het thema van de donkere nacht van de ziel, maar geschreven in verschillende talen en tijden”. Ze kwam uit bij het Franse ‘Sonnet XIV’ van Louise Labé en het Russische ‘Ночь / Nacht’ van Poesjkin. De cello ziet ze daarbij “als een soort symbool voor de ziel. Dat wat geen woorden heeft, maar toch zingt en alles aan elkaar rijgt”. Die cello speelt inderdaad een grote rol in het stuk, met name in de wat meer ingetogen koorpassages ontwikkelt deze zich als een eigen zangstem. Wantenaar schreef een mooi, maar wel wat traditioneel stuk. Iets wat duidelijk niet geldt voor ‘Canticle of the Sun’ van Goebaidoelina, een componiste die op bewonderenswaardige wijze tussen traditie en vernieuwing manoeuvreert, zoals ook bleek uit ‘Galgenlieder à 3’ dat eerder deze week hier voorbij kwam. Ook Goebaidoelina baseerde zich op een oude tekst, het zogenaamde ‘Zonnelied’ van Franciscus van Assisi. Maar, zo zegt ze in het boekje bij een eerder bij ECM Records verschenen album: “Mir war klar, dass dieser Text keinesfalls fröhlich gesungen, die Ausdruckskraft dieses Hymnus nicht durch Musik verstärkt werden darf. Die Musik darf bei der Berührung mit solch heiligen Texten keineswegs gewählt künstlich kompliziert oder übertrieben spannungsvoll wirken”. In de praktijk betekent dit dat in de vier delen die het stuk telt de cello en de twee percussionisten de leiding op zich nemen en dat de koorleden hun bewegingen volgen.
Daarnaast trekt Goebaidoelina alles uit de kast om klank te geven aan de boodschap van deze tekst. Gaat het er in het eerste deel, ‘Glorification of the Creator and His Creations – the Sun and the Moon’ nog redelijk traditioneel aan toe, met een mooie rol voor de bas uit het koor en een opvallend zangerige partij voor de cello, in het tweede deel, ‘Glorification of the Creator, the Maker of the four elements: air, water, fire and earth’, behandelt de componiste haar muzikale materiaal op meer onorthodoxe wijze. Ratelend slagwerk, donderende pauken, een cellist die de gong bedient, maar ook ijle klanken op zijn eigen instrument speelt, kenmerken dit deel. Ook in het derde deel, ‘Glorification of life’ laat Goebaidoelina de cellist volop experimenteren: hij legt zijn instrument op de grond om de snaren en de kast op allerlei wijzen te kunnen bewerken met trommelstokken. Weemoedige, duistere klanken tot slot in ‘Glorification of death’, waarna de klanken oplossen in de kerk.