In 1895 begon de dichter Christian Morgenstern aan een gedichtencyclus die hij pas in 1905 zou publiceren. Maar met succes, toen hij in 1914 stierf waren zijn ‘Galgenlieder’ reeds aan de dertiende druk toe. Bijna een eeuw later, in 1996, koos Sofia Goebaidoelina deze gedichten voor een liederencyclus. Voluit ‘Galgenlieder à 3 – Fünfzehn Stücke für Gesang, Schlagzeug und Kontrabass auf Gedichten von Christian Morgenstern’. Op een nieuwe Cd, verschenen bij Kairos horen we contra-alt Helena Rasker, bassist Niek de Groot en percussionist Francisco Anguas in deze bijzondere cyclus.
We beginnen de cyclus met de ‘Mitternachtsmaus’ die “zwölfmal durch das Himmelshaus” loopt. Eerst metalig slagwerk, belletjes en klokken, waar Goebaidoelina direct spanning mee oproept. Dan klinkt de bijzondere stem van Rasker. Het tweede deel, ‘Nachdenken’ is volledig instrumentaal, prachtig hoe Goebaidoelina hier de contrabas en de percussie een muzikale dialoog met elkaar laat aangaan. Van de muis gaan we naar ‘das ästhetische Wiesel’, met een mooie combinatie van contrabas en stem. Er zit op meerdere momenten bijzonder veel humor in deze cyclus, zo gaat het vierde deel over de avonturen van een knie: “Ein Knie geht einsam durch die Welt. Es ist ein Knie sonst nichts.” De reden: “im Kriege wird einmal ein Mann erschossen um und um. Das Knie allein blieb unverletztals wärs ein Heiligtum”. Duistere strijkbewegingen van de contrabas zorgen hier voor extra dramatische accenten, de stem naadloos volgend. Halverwege laat heftig slagwerk de emoties nog wat extra oplopen. In ‘Spiel 1’ en ‘2’ draait het om de menselijke stem als instrument. In het eerste horen we Rasker in combinatie met de marimba, in het tweede horen we De Groot, zijn bas inzettend als percussie, één van de hoogtepunten uit deze cyclus.
Het lijkt we een dierentuin bij Morgenstern, spoedig krijgen we ‘Die Berichte des Wurms’, een deel waarin we Rasker volledig solo horen. Het instrumentele ‘Psalm’, met de contrabas in een leidende rol en ritmische patronen van de marimba, heeft een wat sacraal karakter. Edith Salmen ziet, zo zegt zij in het boekje bij de Cd, monniken door de gangen van een klooster slenteren, een mooi beeld. Ritmiek ook in ‘Der Tanz’, opzwepende ritmiek, als van een tribale dans, waarin “ein Vierviertelschwein und einde Auftakteule” elkaar ontmoeten. En dan is het tijd voor ‘Das Gebet’, bijzonder ingetogen zang te midden van serene klankwolken. In ‘Das Fest des Wüstlings’ gaat het er weer veel dynamischer aan toe, met name de contrabas zet hier het geheel op scherp. De titel ‘Improvisation’ in het dan volgende instrumentale stuk is enigszins misleidend, het enige wat hier niet gegeven is, is de tijdsaanduiding. Het meest bijzondere deel is ‘Fisches Nachtgesang’, met een grafische partituur in de vorm van een vis. Hier maakt de contra-alt zangbewegingen, maar horen we totaal niets. Vreemde legato klanken van de contrabas in ‘Nein!’, waarna we tot slot bij ‘Das Mondschaf’ belanden. De laatste woorden luiden “Das Mondschaf liegt am Morgen tot. Sein Leib ist weiss, die Sonn’ ist rot. Das Mondschaf”. Indrukwekkend verklankt, met muziek die oplost in de mist van de tijd.
‘Galgenlieder à 3’ is te beluisteren via Spotify: