Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 24 oktober 2024
Afgelopen zondag was het honderdvijftig jaar geleden dat de Amerikaanse componist Charles Ives werd geboren. Eén van de meest originele en baanbrekende componisten uit de geschiedenis van de muziek en één van de meesters die eind negentiende, begin twintigste eeuw de muzikale wereld danig op hun kop zette. In tegenstelling tot Arnold Schönberg – die ruim een maand eerder het levenslicht zag, iets wat vanavond door het Concertgebouworkest wordt herdacht – kwam de erkenning in zijn geval pas laat. In 1986, ook al weer bijna veertig jaar geleden, richt pianist John Snijders met een aantal geestverwanten het Ives Ensemble op, in eerste instantie om die parels in het kamermuziekgenre van Ives te kunnen uitvoeren, waarvan er ook vanavond zeven klinken in het Muziekgebouw aan ’t IJ.
Ives was een studeerkamercomponist die zijn geld verdiende als verzekeringsagent en later zelfs met zijn eigen onderneming en die het componeren erbij deed, wat, zo weten we inmiddels, niets afdeed aan de kwaliteit van zijn werk. In de jaren ’30 kwam er langzamerhand erkenning, met als hoogtepunt die Pulitzer Price voor zijn derde symfonie in 1947, zeven jaar voor zijn dood. Componeren deed hij inmiddels al lang niet meer, hooguit schaafde hij nog wat bij aan zijn oeuvre. Het meeste van wat vanavond klinkt, stamt dan ook uit de jaren rond de vorige eeuwwisseling, met als uitzondering die drie merkwaardige ‘Quarter-tone Pieces voor twee piano’s’ uit 1923/24 die direct na de pauze klinken en waarvoor Snijders Reiner van Houdt vroeg om het samen met hem uit te voeren. De piano van de laatste is een kwartoon anders gestemd wat een bevreemdend effect geeft aan deze drie fragmenten, soms is het net alsof we klokken horen. Maar denk u eens in, de eerste schetsen maakte Ives reeds in 1910, ver voor de jaren ’60 van deze eeuw toen componisten massaal met microtonaliteit aan de slag gingen. En hier gebeurde het gewoon spelenderwijs in zijn studeerkamer. Een ander voorbeeld van Ives’ uniciteit is die ‘Studie voor piano nr. 9 ‘The Anti-Abolitionist Riots of the 1830’s & 1840’s’ uit 1907. Ives’ kwaadheid over de rellen door tegenstanders van de afschaffing van de slavernij, dan toch al zo’n zeventig jaar geleden, leidt hier tot een onvervalst stuk atonale muziek, nog voor Schönberg daarmee iedereen tegen zich in het harnas jaagde!
Een ander bijzonder kenmerk van Ives’ muziek is het combineren van melodieën, iets waar hij sowieso onovertroffen in is, die in principe niet echt bij elkaar passen. Joep Stapel bespreekt in het programmaboekje een mooie jeugdherinnering: Ives hoorde op een dag in Dabury, Connecticut, waar hij als kind woonde, tussen twee kerkdiensten waar hymnes werden gezongen door een optocht van zingende jongens, terwijl de organist aan het oefenen was. Iets wat Stapel terecht een “akoestische clash” noemt. Ik moet direct aan de muziek van John Cage denken, in een aantal opzichten duidelijk schatplichtig aan Ives, die eveneens het toeval in zijn muziek een rol liet spelen. Zo zit dat tweede deel van het tussen 1904 en 1911 gecomponeerde ‘Trio voor viool, cello en piano’ vol met citaten uit van die hymnen, maar dan dus niet altijd in een logische wijze met elkaar gecombineerd, laverend tussen – zeker voor een trio – oorverdovende ritmiek en uiterst verstilde passages. Muziek waar je geen genoeg van kunt krijgen en fantastisch dat dit ensemble, nog altijd één van de besten binnen de hedendaags gecomponeerde muziek, er ons weer eens uitgebreid op trakteerde.