De Toonzaal, ‘s-Hertogenbosh – 27 februari 2016
Dat u de componist Kaikhosru Shapurji Sorabji wellicht niet kent, is niet vreemd. Deze in 1998 op 96 jarige leeftijd overleden Engelse componist is nooit veel gespeeld. En dat heeft weer alles te maken met zijn zeer kritische blik op zijn eigen werk en de daarbij behorende uitvoeringspraktijk. Uitvoeringen werden door hem eerder ontmoedigd dan aangemoedigd. Dat daarmee een zeer omvangrijk maar ook volstrekt uniek oeuvre voor een groot deel nooit gespeeld is, is de consequentie.
Het is dan ook niets minder dan bijzonder dat de jonge pianist Lukas Huisman zich nu aan één van die stukken, ‘Symphonic Nocturne’ waagt. Het stuk dateert uit 1978, maar is dus, zoals zoveel andere stukken, nooit uitgevoerd. Bijzonder ook omdat het stuk niet kant en klaar op de plank lag. Integendeel Huisman gebruikte zijn doctoraal onderzoek op het Gentse Conservatorium om een speelbare partituur te creëren op basis van het materiaal. Uitgangspunt daarbij is het Sorabji archief in Londen waar de handschriften van deze man worden bewaard. Huisman heeft de laatste jaren overigens ook meegewerkt aan het ontsluiten van ‘100 Transcendental Studies’, ‘104 Frammenti Aforistici’, ‘Opus Secretum’ en ‘4 Frammenti Aforistici’.
Maar Sorabji biedt ook op een aantal andere gebieden de nodige uitdaging. Allereerst is daar de lengte van de stukken. ‘Opus Clavicembalisticum’ duurt maar liefst bijna vier uur, de vierde pianosonate ruimt twee uur en ‘Symphonic Nocturne’ telt 113 pagina’s en duurt eveneens ruim twee uur. En dan is daar de aard van de muziek. Sorabji past op geen enkele manier in de muziek van de eenentwintigste eeuw. Hij is eerder een navolger van Chopin, Liszt en Alkan dan van Boulez en Stockhausen. Maar dan wel een volstrekt unieke navolger die volledig zijn eigen weg is gegaan en een, ook inhoudelijk uniek oeuvre heeft gecomponeerd.
Waarbij de stukken zeer complex van structuur zijn. ‘Symphonic Nocturne’ bestaat en dat geldt voor meer werk van Sorabji, uit een serie kleine miniaturen die als een collage aan elkaar gelinkt zijn. Een duidelijke lijn die het totale stuk doorkruist, ontbreekt. En die miniaturen verschillen enorm van elkaar. Sorabji haalt in zijn pianocomposities – het merendeel van zijn oeuvre is geschreven voor piano solo, werkelijk alles uit de kast en vraag een enorme virtuositeit van de pianist. Zijn sommige delen intiem, poëtisch en met een ingehouden kracht, op andere momenten zoekt Sorabji de grenzen op en kiest hij voor pure dramatiek. Met heftige akkoorden, veel vibrato en een enorme emotionele zeggingskracht.
Zijn muziek is wellicht nog het best te vergelijken met een gedachtestroom, een continuüm, zonder duidelijk begin en einde en van de hak op de tak springend. Want de afwisseling tussen intens verstild en intens dramatisch vindt regelmatig plaats in een zucht. De beroemde zin uit Goethe’s ‘Egmont’ is wat dat betreft hier wel van toepassing: “Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt”.
Voorwaar geen geringe opgave voor Huisman. Maar hij doorstaat de proef met glans. Hij weet zijn geringe publiek, dat is nu eenmaal niet anders bij dit soort concerten, van begin tot eind mee te nemen. Speelt de rustige stukken bijpassend intens en gevoelig en haalt met grote kracht en dramatiek uit waar dat nodig is. Het zijn de mooiste passages, waarin hij zijn passie volledig kwijt kan, de piano vervaarlijk laat dreunen en galmen. En dan na bijna twee uur en een kwartier is het gedaan, na een laatste heftige passage is het uit, als een nachtkaars. Het is volbracht!