Afgelopen dinsdag was het Haagse Ensemble Klang, voor deze gelegenheid aangevuld met organist Geerten van de Wetering, weer eens te gast bij De Link, met een opvallend gevarieerd en ook relatief lang programma. Wereldpremières doet het gezelschap meestal in Den Haag, maar nu was de eer aan Tilburg met ‘Charms, Symmetries’, het nieuwe stuk van Rosalie Hirs. Verder klonken het relatief recente ‘Nulls & Voids’ van Rick van Veldhuizen, dat vorige maand zijn première beleefde tijdens het Bruckner Casco Festival in het Muziekgebouw aan ’t IJ en twee oudere stukken: ‘Music in Similar Motion’ van Philip Glass en ‘Parade’ van Erik Satie
Ensemble Klang werkte de afgelopen twee jaar intensief samen met Hirs, iets wat ze vaker doen met componisten, bijvoorbeeld met de Vlaamse componiste Maya Verlaak, waarvan vorig jaar nog op deze locatie het stuk ‘Conditions’ klonk. Ook van Hirs speelde het ensemble eerder werk. De inspiratie voor ‘Charms, Symmetries’ haalde Hirs bij Louis Andriessen. Net als bij de grote meester speelt ook hier ritmiek een grote rol en werkt Hirs met steeds wisselende patronen, die elkaar bij Hirs overigens in een sneller tempo afwisselen dan meestal bij Andriessen het geval was. Het ene moment klinkt het nog kabbelend als de branding, het andere moment trakteert Hirs ons op straffe klankuitbarstingen. Het ene moment gaat het er opvallend harmonisch aan toe, het andere moment overheerst de abstractie. Het maakt dit tot een opvallend enerverend, maar ook wel wat fragmentarisch stuk.
Zo los als Hirs met de structuur omgaat, zo strak componeerde Glass in 1969 ‘Music in Similar Motion’ Op zijn website staat dat het hier een open score betreft “which can be performed by any group of instruments”, in het geval van Ensemble Klang hier bestaand uit piano, twee synthesizers – bespeeld door gitarist Pete Harden en Van de Wetering, klarinet, altsax, trombone en vibrafoon. Het is Lankhoorn op piano die begint, waarna eerst de ene synthesizer invalt, dan de andere, dan de drie blazers en tot slot de vibrafoon. Iedere toevoeging voegt weer een nieuwe dimensie toe, maakt de structuur – die in wezen niet echt verandert – weer een graad complexer. Een hallucinerende ervaring. Een verhaal apart is Satie’s ‘Parade’, in een bewerking van percussionist Joey Marijs. Dat percussie in deze uitvoering een voorname plaats inneemt, behoeft dan ook niet te verbazen. Maar als geen ander stuk, leent dit stuk zich daar ook uitstekend voor. Een homage aan het circus en het theater zit het vol met prachtige muzikale momenten die we hier mee associëren. Het stuk dateert uit 1917 en de invloeden van het Dadaïsme zijn dan ook volop aanwezig. De speelsheid spat er van af en de inzet van een fietswiel, een typemachine, rijen flessen en een waterspuit verbazen dan ook geenszins.
Tijdens Bruckner Casco klonken tien stukken van even zoveel componisten. Ieder nam een andere symfonie van Anton Bruckner, dit jaar tweehonderd jaar geleden geboren, voor zijn rekening. Van Veldhuizen koos de zogenoemde ‘Nulde’. Bruckner schreef hem in 1869, maar trok hem later terug. Pas in 1924 klonk hij voor de eerste keer. Van Veldhuizen over dit stuk in een interview met Joep Stapel in de NRC: “Er hangt een mysterie omheen. Deze symfonie is een lyrisch werk, nog niet zo van-dik-hout-zaagt-men-planken als latere stukken… Ik kende de Nulde al wel, maar toen ik me erin verdiepte viel me pas op hoe kort de thema’s zijn, en dat ze allemaal samenhangen. Het zijn eigenlijk kiemcellen waaruit Bruckner zijn materiaal laat groeien. Het is heel modern, zoals alles aan alles gerelateerd is”. Met dat gegeven wilde Van Veldhuizen aan de slag, maar aangezien Bruckner zelf dit al had gedaan, liep hij al spoedig vast. “De oplossing was om mijn writer’s block onderdeel te maken van het stuk. Ik heb een autobiografische monoloog geschreven, die tegen het einde wordt uitgesproken. Daar werk ik naartoe met een reeks biografische schetsjes over Bruckners worstelingen en obsessies, die tussen de instrumentale delen klinken”. Teksten in het Duits en uitgesproken door Lankhoorn, iets dat helaas hier deels in het water valt omdat de microfoon het ene moment wel en het andere moment niet blijkt te werken. Goed. en toen, waar heeft dit alles toe geleid? Tot een compositie van ruim veertig minuten, waaraan van Veldhuizen zich duidelijk heeft vertild. Om een compositie van die omvang te laten slagen is duidelijk meer nodig dan hij hier uit de kast trekt. De helft was meer dan genoeg geweest. De leuke vondsten en de grote diversiteit aan muzikale stijlen – ik hoor zeer uiteenlopende invloeden als rock, free-jazz, en techno, naast het voor hedendaags gecomponeerd typische klankidioom – zijn beslist onvoldoende om mij tot het laatst toe te boeien. Iets wat overigens niets af doet aan de kwaliteiten van dit gezelschap.