Maxim Shalygin – Amandante (Concert Recensie)

Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 2 oktober 2024

Op verzoek van het Oekraïense gezelschap Nova Opera schreef de eveneens uit Oekraïne afkomstige, maar al enige jaren in Nederland woonachtige componist Maxim Shalygin zijn eerste opera, iets wat hij tot voor kort zichzelf niet zag doen. Maar gisterenavond ging hij in première, in een nagenoeg uitverkocht Muziekgebouw aan ’t IJ. En het mag gezegd: dit smaakt naar meer. Shalygins muzikale taal maakt hem tot een uitstekend operacomponist die in staat is om de kijker / luisteraar anderhalf uur geboeid te houden. Hij baseerde zijn verhaal op Plato’s ‘Symposion, in een prachtig nieuw jasje gestoken door Paul van der Woerd. Maar zo goed als dat de muziek was – en de uitvoering door dit Nova Opera, onder leiding van Mikhell Menabde – zo teleurstellend was echter de regie van Aïda Gabriëls. Alle handeling die Van der Woerd in dit verhaal heeft gestopt, brengt ze feilloos om zeep door de vier protagonisten, twee sopranen en twee baritons, continu in dezelfde kledij te laten optreden en hun handelingen louter te laten bestaan uit tableaux en tegen het einde wat dans. En wat nog erger is: boventiteling ontbreekt, waardoor het verhaal niet te volgen is. Wel krijgen we het thema femicide opgedient, middels allerlei feiten en weetjes, geprojecteerd op een scherm.

We bevinden ons op één van die vele feesten van de Atheense jetset. Het gaat over de liefde in al zijn facetten. Steekspelletjes tussen de bezoekers onderling, door Van der Woerd uitgebreid met een wijhandelaar, de vrouw van dichter Agathon – bij Plato draait het alleen om mannen – en een fluittiste. Verder vinden we een soort van intermezzo’s, bijvoorbeeld dat van de zon, maan en aarde, ook een soort van verbintenis en onderlinge afhankelijkheid. Nog voor de opera begint zien we een vrij grote groep mensen liggend op een fauteuil, een driezitsbank en op de grond, hun  roes uitslapend na de vorige feestavond. Een zachte klanknevel begeleidt het beeld. Dan kruipen een aantal figuren langzaam naar rechts,  het blijken de dirigent en de musici te zijn, een prachtige vondst. De piano klinkt als eerste, dan de strijkers – een strijkkwartet, aangevuld met een contrabas – en de vier overgebleven protagonisten, de vier vocalisten. Die piano vervult een hoofdrol in deze opera en is iedere keer weer verantwoordelijk voor een nieuwe, over het algemeen zeer ritmisch getoonzette melodie, iets dat we van Shalygin inmiddels wel gewend zijn. Dan horen we de eerste solo, Ruslan Kirsh als generaal Alcibiades, die de weg kwijt is vanwege verliefdheid en zich afvraagt “a blessing or a curse?” Ja, oorlog voeren gaat hem duidelijk gemakkelijker af. Hoge pianonoten leiden een kwartetscène in. We horen Alcibiades met Pausanius, een jurist vertolkt door Andrii Koshman en de twee stemmen van Aphrodite, Urania, staande voor hemelse liefde en Pandemia voor aardse liefde, vormgegeven door de beide sopranen: Anna Kirsh en Maryana Golovko. Mooi is ook de monoloog van de wijnhandelaar, volgens mij eveneens gezongen door Kirsh, maar door het ontbreken van die boventiteling kan ik dat niet meer met zekerheid zeggen, waarin hij zijn licht laat schijnen op alle voetangels en klemmen rondom het thema liefde.

Dirigent Mikheil Menabde met Maxim Shalygin. Foto: Facebookpanina Ruslan Kirsh

Met een beetje verbeeldingskracht is hier het thema femicide overigens wel aan te koppelen. Immers niets meer dan ver door gevoerde bezittingsdrang. Of zoals de koopman het verwoordt: “The best activity to help diversity is promiscuity. How else could we choose, accept a refuse, or risk that we lose to someone else or to ourselves our dear virginity and still keep dignity?” En iets verderop horen we de vrouw van Agathon en de fluitiste die zich minzaam uitlaten over de eigengereidheid van mannen en hun onvermogen echt lief te hebben. De vrouw van Agathon: “In  the theatre of Love we are all props, picked by a picky hand, but handled with no care… You know what he will say? “Love is never touched by violence.”My goodness!” Gaandeweg naderen we het einde van de opera en vinden we de protagonisten dansend, een combinatie van hof- en volksdans en blijkt zelfs de dirigent over deze kwaliteiten te beschikken. De dyanmiek in de muziek neemt toe en Shalygin laat weer eens horen over een ware schatkist aan muzikale vondsten te beschikken.