Richard Wagner – Siegfried (Concert Recensie)

De Munt, Brussel – 18 september 2024

De kindertekeningen met op de achtergrond Mime (Peter Hoare). Foto’s: Monika Rittershaus.

In het vorige seizoen startte De Munt met wat nog altijd één van de meest prestigieuze projecten binnen de wereld van de opera is: een complete ‘Der Ring des Nibelungen’ van Richard Wagner. Romeo Castellucci werd daarbij aangezocht als regisseur en maakte boeiende, maar zeker niet altijd overtuigende ensceneringen van ‘Das Rheingold’ en ‘Die Walküre‘. Die samenwerking kwam deze zomer echter abrupt ten einde doordat de eisen die Castellucci stelde niet verenigbaar bleken met wat het theater kon of wilde realiseren. Gelukkig was Pierre Audi, die natuurlijk de complete Ring al eerder deed bij de Nationale Opera in Amsterdam, bereid om in de – zeker voor opera begrippen – absurd korte tijd van twee maanden een regie uit de grond te stampen voor de derde in de reeks, ‘Siegfried’. Een regie die, ondanks deze korte periode, prachtig recht doet aan deze nog altijd schitterende opera. Maar eerlijk is eerlijk; de grootste indruk maakt ook dit keer weer het Symfonieorkest van De Munt, onder leiding van Alain Altinoglu, die zich inmiddels kan meten met de grootste Wagnerdirigenten uit de geschiedenis.

De ontstaansgeschiedenis van de cyclus gaat terug naar 1848. Wagner heeft ‘Lohengrin’ voltooid en vangt aan met een mythologische studie onder de titel ‘Die Wibelungen, Weltgeschichte aus der Sage’, uitmondend in een eerste ontwerp met als titel: ‘Der Nibelungen-Mythus, Entwurf zu einem Drama’. In eerste instantie was het Wagners plan om een deel hiervan te bewerken tot de opera ‘Siegfrieds Tod’ – het materiaal zou voor een belangrijk deel in ‘Götterdämmerung’ terecht komen – waar hij in datzelfde jaar het libretto voor maakte. Gaandeweg dat proces zag Wagner echter in dat het voorafgaande eveneens verteld moest worden. Op 16 februari 1853 maakt de buitenwereld voor het eerst kennis met zijn ambities, het is de eerste van vier avonden waarop Wagner het complete libretto van de Ring voorleest. Hierna start het componeren dat duurt tot maart 1857. Dan heeft hij ‘Das Rheingold’ klaar, ‘Die Walküre’ en het eerste bedrijf van ‘Siegfried’. En dan stokt het, Wagner weet niet meer hoe hij verder moet. Pas in 1869, dus twaalf jaar later en na de voltooiing van ‘Der Meistersinger von Nürnberg’ en ‘Tristan und Isolde’ pakt hij dit project weer op om het in 1872 uiteindelijk volledig af te ronden. Dit is een belangrijk gegeven en verklaart met name dat derde bedrijf, vrijwel volledig bestaand uit de dialoog tussen Siegfried en Brünhilde en de link die dit heeft met ‘Tristan und Isolde’.

Siegfried (Magnus Vigilius) tijdens het smeden van zijn zwaard Nothun.

Audi kiest ervoor om de opera allereerst als sprookje te presenteren, wat het in wezen natuurlijk ook is. Hij doet dat door tijdens de ouverture filmbeelden te vertonen van een workshop die het operahuis organiseerde met kinderen. We zien heel stereotype de jongetjes met zwaard en helm in de weer, de draak dodend en zien meisjes vooral tekeningen maken, onder andere een zeer mooie van de woudvogel. Puur plezier, de opera terugbrengend tot de essentie. En dan is daar Mime, zichtbaar achter het doek en begint het verhaal. Daar wijdt ik nu verder niet over uit, aangezien ik dat reeds eerder heb gedaan. Peter Hoare vertolkt Mime en doet dat groots, niet alleen als zanger, maar met name als acteur. Hij zet dit verachtelijke, kruiperig sujet op een zeer overtuigende wijze neer. Overigens ook met veel humor, iets wat deze regie sowieso kenmerkt. Magnus Vigilius is qua zang een goede Siegfried, maar ook niet meer dan dat, hij kan duidelijk nog groeien in deze rol. Als acteur vind ik hem echter meer dan overtuigend, hij is echt die puber die vol bravoure struikelend door het leven gaat. Vaak zelfs ontroerend mooi, zeker in die scene met de woudvogel, maar ook in het laatste bedrijf als hij oog in oog staat met Brünhilde en voor het eerst in zijn leven bang is. Hij weet zich duidelijk geen raad met de tegenstrijdige signalen die ze uitzendt en de vreemde dingen die ze vertelt. Vigilius is hier zo goed, dat je bijna op het podium zou willen springen om hem uit te leggen hoe het zit. Dat deze scène zo goed slaagt is overigens ook te danken aan Inge Brimberg die ook al in Die Walküre wist te overtuigen. Die storm aan emoties die haar ontwaken losmaakt, weet ze hier uitstekend neer te zetten.

De woudvogel leidt Siegfried naar Brünhilde.

Een hoogtepunt is voor mij altijd het tweede bedrijf en dan vanwege het treffen van Siegfried met de woudvogel. Ik krijg altijd weer kippenvel van de melodie die Wagner daar inzet, hoe simpel die in wezen ook is. Liv Redpath geeft er mooi vorm aan, maar wat deze scène hier vooral zo bijzonder maakt is het optreden van het kind dat de vogel verbeeldt en waarvan ik de naam helaas nergens kan vinden. De vaak aandoenlijke spontaniteit en humor maakt dit tot een prachtig optreden en bekrachtigt Audi’s lezing van deze opera als sprookje op bijzondere wijze. Maar Audi voegt nog een interessant element toe, de sopraan die de woorden zingt, in het zwart gekleed, is ook de geest van Sieglinde, Siegfrieds moeder die hij nooit heeft gekend, een ronduit prachtige vondst.